oppervlak der laagste terreinpunten. Hieruit meen ik te mogen besluiten, dat we ook hier, evenals bezuiden den zandweg met een vroegere hoogveentong te maken hebben, die zich uitstrekt ongeveer tot den zandweg naar de Katinger boerderijen westwaarts, en de Reest noordwaarts. Deze hoogveen-veenstoffentong helt naar 't zuiden, terwijl die bezuiden den zandweg naar Zuidwolde, naar 't noorden helt. Afvloeiing van dit meertje naar 't noorden en westen is niet of weinig mogelijk, en het op deze wijze aan het meertje onttrokken water wordt ruimschoots aangevuld door het water, dat, door het oppervlakkige zand in dit gebied gesijpeld, langs de veen stoffen in de richting naar het meertje vloeit. De grootste zijwaartsche afvloeiing kan dus plaats hebben naar 't zuiden en oosten. De wrijvings-weerstanden door het zand vertragen dit zeer, zooals ik zei; doch men vindt daar tevens dunne laagjes in het zand, die het water nog minder doorlaten dan zand, en door hunne helling naar het meertje het water zullen helpen terugvoeren. Hoewel geen boringen in den bodem van het meertje konden worden uitgevoerd, houd ik het er voor dat het volgende profiel tamelijk juist den geologischen bouw van dit terrein aangeeft.
In nevensgaande figuur is AB evenals CD meer golvend op te vatten; want we zijn in het terrein van vroegere zandstuivingen, waardoor de oever bij B en de wanden van den hollen weg, nagenoeg loodrecht op de richting van den wind, die dit zand verplaatste, de eigenschap van gemakkelijk af te brokkelen behouden hebben, veel meer dan in elke andere richting. De in den wand bij D geteekende schematische laagjes, die het water minder doorlaten dan zand, zijn de vroegere vegetatie-oppervlakken. De loodrechte wand van den hollen weg, en in 't algemeen de vertikale afmetingen, zijn op grooter schaal ge teekend dan de horizontale. Het water, dat op AB en CD valt, sijpelt door het zand. Onder AB wordt dit tegengehouden door de veenstoffen en het water vloeit langs het oppervlak daarvan, in de rich-