voudig, samengesteld of wel veelvoudig zijn — zich geheel zelfstandig hebben ontwikkeld.

Zooals ik in mijne dissertatie meen bewezen te hebben, heeft het groote samengestelde of veelvoudige hoogveen van Oost-Drente nimmer in verband gestaan met het thans door mij genoemde hoogveen van Ommerschans—dorp Dedemsvaart—Hoogeveen. Thans meen ik te kunnen aantoonen, dat ook dit laatste nooit een geologisch geheel heeft uitgemaakt met het hoogveen van Rouveen—Staphorst—Zuid Kievitshaar.

Beschouwt men de geologische kaart van wijlen Dr. C. W. H. Staring, i'ten of 2<len druk, dan ziet men nergens een vroeger bestaan hebbend verband tusschen de twee bedoelde hoogvenen. Toch schrijft Staring in zijn „Bodem van Nederland", Dl. I, pag. 93: „Hetgeen er op de ooste„lijke uiteinden der Rouveensche akkers nog van hoog veen overig is, „en de voormalige veenen van het Leusensche veld en de Ommerschans, „zijn door eene strook vereenigd geweest met de groote kom, die door „de veenen der Dedemsvaart, van Hoogeveen en van Westerborck wordt „opgevuld. Deze strook veen was evenwel slechts van geringe breedte, „want reeds tegen de Ommerschans bevindt zich eene zandhoogte, die „tot in de nabijheid van Ommen voortloopt en deze laatste veenen ten „westen heeft begrensd." In dit citaat hebben de woorden: „de veenen „der Dedemsvaart, van Hoogeveen en van Westerborck" geen andere beteekenis dan deze, dat hierdoor de geografische ligging der deelen van het vroeger groote hoogveen, dat hier genoemd is het hoogveen van Ommerschans—dorp Dedemsvaart—Hoogeveen, eenigszins wordt aangeduid.

De genoemde geol. kaart geeft deze „zandhoogte" ook aan. Uit art. 5 der Koninkl. Concessie tot het graven van de Dedemsvaart van 12 Juni 1809 blijkt, dat deze „zandheuvel" eene groote hindernis opleverde voor het vervoer van turf uit „het Ommerveen" naar de te graven Dedemsvaart. Daarom werd aan de Erven van G. W. Van Marle vergund, de turf uit dit veen zuidwaarts te vervoeren door een wijk, die van dit veen uit mocht worden gegraven tot „het geprojecteerde kanaal van Zwolle op den Hardenbergh".

Deze zandhoogte en het zand, ten N. daarvan gelegen, hebben een grooten invloed gehad op de horizontale uitbreiding naar het westen van het hoogveen Ommerschans—dorp Dedemsvaart—Hoogeveen. 't Is of het zanddiluvium en het hoogveen daar ter plaatse een harden strijd om het bestaan hebben gevoerd, zoo grijpt het een in het andere. (Zie geolog. kaart). Die eigenaardige, ingesneden grens was aan de geheele vroegere westgrens van dit hoogveen eigen; in mindere mate aan de voor-