A. Het moet niet enkel aan hunne beteekenis voor de strategie worden toegeschreven, dat de hoogvenen van Noord-Overijsel eerst in deze eeuw „aan de snee" zijn gebracht.

Het is bekend, dat de hoogvenen van Friesland, Groningen en Drente veel eerder zijn geëxploiteerd, dan die van N,-Overijsel. Hiermee bedoelt men dan de hoogvenen, welke meer inwendig gelegen waren en niet die, welke zich uitstrekten en nog uitstrekken over de oostgrens van het tegenwoordige Groningen en Drente. Deze werden in de vorige eeuw en reeds veel vroeger uit een strategisch oogpunt van onberekenbaar nut geacht, en vormden, als 't ware, natuurlijke grenzen dier provinciën. Ook de hoogvenen in N.-Overijsel hadden groote waarde voor de strategie. Op plaatsen, waar öf het hoogveen vroeger zeer „dun" was, zooals ten O. van Bourtange, óf waar hooge diluviaal-ruggen, al of niet bedekt door sedimenten, de hoogvenen scheidden, zooals bij Ter-Apel en Koevorden, waren forten aangebracht.

Ook de Ommerschans en een thans geheel verdwenen fort nabij den Katinger molen dienden om den vijand het binnenrukken in Drente daar ter plaatse te beletten. Nog sterker kon dit punt verdedigd worden door de inundatie-werken, die vroeger tusschen Hasselt en Hardenberg bestonden , en waaraan men herinnerd wordt door een nog aanwezig opschrift op de brug bij de herberg „de Lichtmis" aan de Dedemsvaart, waar het Lichtmiskanaal zich tot de Vecht wendt.

Dit opschrift luidt:

Linearum Inundandis Agris Munimentorum Primum Auspices Ductuque C. Dumoulin.

Militaris Architecturae Apud Belgas Praefecti Generalis Inchoatum et Perfectum Aero Christiano CIOIOCCLXXXVI.

Hier stroomde vroeger de oude Beentjes-graven, in oorsprong eene natuurlijke afwatering van het daar aanwezige veen. De Dedemsvaart is van uit dit oude stroompje gegraven, waarvan een klein deel van den bovenloop zich meer zuidoostelijk wendde naar het Leusensche Veld.

Dit „munimentum inundandis agris" moet in 1674 gebouwd zijn. Van Meppel tot Koevorden werd daardoor den vijanden het binnenrukken in Drente van de zuidzijde belet, want over de hoogvenen konden ze niet trekken. De hoogvenen in N.-Overijsel hadden dus strategische waarde.

Het zal in 1891 juist eene eeuw geleden zijn, dat de heer G. W. van Marle een plan had gevormd, om het eerste der onder B genoemde