Wij stelden het geographisch gedeelte daarin zoozeer, meestal uitsluitend , op den voorgrond, dewijl ons dit het meeste belang inboezemde, in ons tijdschrift het meest op zijn plaats scheen en daarbij reeds een zóó groote plaats innam, dat voor volkenkunde weinig ruimte overbleef.

Toch hadden wij met dit stilstaan bij de geographische bijzonderheden nog eene andere bedoeling.

Leverde de heer De Clercq vroeger en ook nu weder het afdoende bewijs, hoe hij, als ontwikkeld en hoogstaand ambtenaar, zich aansluit aan de lange rij van verdienstelijke ambtenaren, die na de heerschappij der Compagnie de kennis van land en volk vermeerderen — van den anderen kant leveren ook weder zijne beschrijvingen het bewijs, hoe dienstreizen door den korten duur van het verblijf aan de kust of op de rivier, door de andere werkzaamheden, welke zij vereischen, en om vele andere redenen zoo moeilijk de gelegenheid verschaffen om tot het eigenlijke binnenland door te dringen, de kennis van den bodem (hoogte, gesteldheid , geologische formatie, productiviteit) uit te breiden en den omvang der eigenlijke terra incognita op onze kaarten te doen inkrimpen.

Zooals de zeeofficier, bij de hydrographische opname, van de kust uit, dus uit de verte, de hoogten peilt en het onbekende land, uit de verte gezien, in zijne zeekaarten schetst, zoo bevatten de verslagen en rapporten onzer verdienstelijkste ambtenaren slechts spaarzame gegevens over de bovengenoemde punten: gegevens, die niet in staat stellen het binnenland ook zelfs te schetsen en later, bij een noodzakelijk geworden doordringen tot dat binnenland, den legeraanvoerder of civielen gezaghebber spoedig in den steek zullen laten.

Om dat laatste te bereiken schijnt dus een afzonderlijk personeel, wellicht ook anders gevormd, noodzakelijk. Kan daarin soms door genootschappen of vereenigingen voorzien worden, over de vorming en voorbereiding van dat personeel zal de Regeering ten slotte wel meer hare gedachten moeten laten gaan dan tot dusver het geval was.

K.