Makassaarsch type), kleeding, voedsel, karakter, wapenen en muziekinstrumenten, zooals nader uit De Clercq's beschrijving kan blijken, die echter tegen de voorstelling, alsof zij geen onderlinge betrekking van bloedverwantschap of huwelijk zouden kennen en de nieening, dat de iijken der overledenen worden weggeworpen, opkomt.
Aan het slot van de afdeeling „Plaats- en Reisbeschrijvingen" worden wij naar de Oostkust van Celebes verplaatst. Op die kust bezit de radja van Banggai n districten of kampongs, door sangadji s bestuurd, waarvan Tandjong Api de noordelijke en Togong Teong de zuidelijke grens vormt. De mohammedaansche strandbevolking is ruim 3000 zielen sterk; het getal bergbewoners is zelfs bij benadering niet op te geven. De voornaamste handelsplaats is Pokomondobong of Balanta, vanwaar padie naar Gorontalo wordt uitgevoerd, waar goede tabak verbouwd wordt en veel sagoeboomen en timmerhout (ebbenhout) voorkomen. Merkwaardig is nog voor dit gedeelte der kust, dat als ruilmiddel lijnwaden meer gewild zijn dan geld, tenzij oude koperen of haantjesduiten, waarvan resp. 120 of 360 op een gulden gaan.
Behalve van dit gedeelte der oostkust van Celebes ontvangen wij nog een beschrijving van Toboengkoe, west- en zuidwaarts door de rijkjes Loewoe en Kendari begrensd, met een diepen inham in de noordelijkste kuststreek, Telok Tomaïki ter plaatse geheeten, meer bekend onder den naam golf van Tomori, de plaats waar vroeger het bestuur was gevestigd, dat thans zijn zetel te Sakita heeft. Eigenlijk zijn er drie groote kampongs langs het strand gelegen: de noordelijkste, kampong Badjo, ofschoon er geen Badjoreezen wonen, en de twee zoo juist genoemde. Het geheele aantal kampongs, dus zoowel die der Mohammedanen als die der Alfoeren, m. a. w. die op het strand of meer binnenslands en in het gebergte, bedraagt 36, waarvan velen of de meesten aan kleine rivieren te zoeken zijn, die zeer ondiep, slechts met prauwen kunnen worden binnengevaren. De twee grootste rivieren zijn de Lingkoeboe en Tompira, nabij en in de golf van Tomaïki, terwijl als hoogste berg wordt genoemd die van Tokala, ofschoon van zee uit duidelijk meer toppen gezien worden, wier namen evenwel aan de strandbewoners onbekend zijn.
Daar de heer De Clercq het overige gedeelte der beschrijving besteedt aan een schildering der ontvangst bij den Radja, den handel, de woningen en de levenswijze der strandbewoners, het uiterlijk, de wapenen, de zeden en gewoonten, de taal der Alfoeren en de geschiedenis van Toeboengkoe, nemen wij hiermede afscheid van zijn leerzaam en belangwekkend werk.