naamste nederzetting ligt, 13' diep is bij een verval van 5' en niet diep gaande schoeners hier gemakkelijk op het droge kunnen getrokken worden, heet zij, of dan die nederzetting, de scheepstimmerwerf van Ternate, waar de vaartuigen der Ternataansche handelaren hersteld worden. Verder liggen en aan weerszijden van een pad, dat bij springtij geheel onder water loopt, een honderdtal huizen ten N. en Z. der sultanswoning, door 6 è. 700 Ternatanen bewoond, die hoofdzakelijk van visscherij leven, doch ook de bladeren der sagoepalmen, die ter dakbedekking aaneengehecht worden, aan de Chineezen van Ternate verkoopen of de eieren van loophoenders bijeenzamelen.
Den volgenden dag werd een roeitochtje ondernomen tusschen de eilandjes langs de Zuid- en Oostkust, door de inlanders „Goera ma Ngofa" (= eiland, woordelijk: gedeelte (kind) van een tuin of land) genoemd. Het zijn opeenhoopingen van slijk en koraal, alleen bij laag water droog vallende en geheel begroeid met rhizophoren en Sonneratiasoorten. Een enkele er van is slechts tijdelijk bewoond door Badjoreezen van de Kajoa-eilanden, die tripang en schildpad verzamelen of jacht maken op haaien; die in prauwen of onder slordig gemaakte afdaken in een zeer vuile omgeving leven, zich van mais, sagoe en rijst, doch vooral van visch (garnalen, mosselen en een soort oesters of djihi) voeden, buiten het Maleisch een volkomen onverstaanbare taal spreken, doch ten slotte een goed slag van volk vormen, dat vooral jegens ons bestuur, 'twelk hen van de zeeroovers verlost heeft, goed gezind is.
Werden deze eilanden tijdens dit bezoek aan den Sultan onderzocht, de regeling der belasting bij de Alfoeren van de negorij Todedol, een district op de Oostkust van Halmahera, verschafte den heer De Clercq de gelegenheid om van Dodinga aan de Westkust, over den pas van dien naam naar Kaoe, en verder de rivier opwaarts naar Todedol, een nog nimmer door een zijner voorgangers bezochte kampong, te reizen. Langs het eiland Hiri, door een smalle straat van Ternate gescheiden, en de begroeide rots Filonga, als het ware de top van een onderzeesche piek, zeilt men, soms na lang wachten op den vloed, de aan krokodillen rijke, slijkerige, ondiepe rivier van Dodinga binnen en bereikt de negorij Dodinga (tegenover de ruïne van het vroegere fort), die uit een 20 tal huizen, op palen rondom een moskee gebouwd, en verder uit een pasarloods bestaat, doch om de passage van Oost-Halmahera naar het Westen, of omgekeerd, toch niet zonder beteekenis is. De weg over den pas is slechts een smal voetpad, door alang-alang-velden loopende, verder oostelijk meer geaccidenteerd en steenachtig, in den regentijd een ware