weg gesneden en dus overbrugd; de tuinen der ingezetenen langs dien weg, waartusschen soms de ruines van vroegere lusthuizen, die aan meer gegoede ingezetenen hebben toebehoord, toen deze zich door slaven- en smokkelhandel verrijkten; de kuststrook, die in den regeerings-almanak als gouvernements-grond staat aangewezen, doch waarop door den sultan van zijne onderdanen ook belasting wordt geheven en die met vruchtboornen, mais, eenig padi, notemuskaat, kakao, vanielje, koffie, aardvruchten, suikerriet en groenten bebouwd is; eindelijk eenige plaatsen, die door samenvoeging van meerdere woningen als kampongs kunnen worden beschouwd en door ruim iooo zielen bewoond zijn, onder welke het Tidoorsch element sterk vertegenwoordigd is. —De geheele streek tusschen Kastela en Ternate, zeven paal of twee uur gaans, heet Kië ma doedoe
of achterste gedeelte van den berg.
Tegenover dit zuidelijk deel van het eiland staat de noordelijke uitbreiding van de hoofdplaats, waar de sultan verblijf houdt, dus het middelpunt van het inlandsche bestuur. Daar bevinden zich dus de moskee, de woningen der voornaamste hoofden en een groep van gebouwen, onder welke op een groot plein het paleis van den sultan, dat, tegen een lagen heuvel gebouwd, met een steenen stoep van 34 treden en een door hooge pilaren gesteunde voorgalerij voorzien is. Hier ontvangt de sultan den resident, die in een oude, wrakke, gele kales, door een zestiental menschen getrokken en begeleid door 20 fakkeldragers, met zijne familie wordt afgehaald. Aan dat bezoek zijn allerlei plechtigheden en feestelijkheden verbonden, die door den schrijver, oud-resident,uitvoerig worden beschreven. — Met een schildering van het klimaat, dat om zijn geringeren warmtegraad en de frissche zeewinden voor Europeanen zeer gunstig wordt genoemd, vooral voor lijders aan borstkwalen of asthma, en met eenige gegevens op het gebied der bevolkingsstatistiek wordt dit tweede hoofdstuk besloten. In gewone omstandigheden is de sterfte onder de inlanders niet grooter dan elders; doch epidemien richten, tengevolge der zorgeloosheid, die onder hen heerscht, hun afkeer van Europeesche medicijnen en de moeielijkheid om hun deze te verschaffen , soms groote verwoestingen aan. Nu en dan vindt een ambtenaar de geheele bevolking van een kampong uitgestorven. Merkwaardig is bij het klimaat ook nog het zelden lang aanhouden der hitte: nimmer langer dan 5 è. 6 week; het zich kenmerken van den drogen moeson door herhaalde^regenbuien en het groote temperatuurverschil, dat op éénen dag tot 16° F. kan bedragen. — Bij de bevolkingsstatistiek worden eenige cijfers voor de jaren 1828, '33, '54, '60, '71 en 85 medegedeeld, wat betreft de on-