alsmede het ontstaan van de tijdelijke depressies die in den doorgaanden toestand, om zoo te zeggen, verwarring stichten. In een en ander is nog veel duisters; moge men bijv. met Hann zeggen, dat de zoogenaamde stormvelden op den Noordelijken Atlantischen Oceaan, — die zich des winters bevinden tusschen het sub-tropische en het arctische maximum (resp. op c». 35° en 8o° N. Br.), — gebieden van over het geheel geringe luchtdrukking zijn en dat het ontstaan van minima door zulke omstandigheden wordt in de hand gewerkt, daarmede is toch nog geen eigenlijke verklaring gegeven').

Ook de aard der beweging van het minimum (de depressie), d. w. z. de wijze waarop het zich verplaatst, alsmede de bewegingen der luchtdeeltjes in de cyklone zijn nog niet tot in alle bijzonderheden opgehelderd. Dat de waterdamp in eene verwarmde luchtkolom op zich zelve niet in staat is bij hare condensatie, door de dan vrijwordende warmte een opstijgende luchtstrooming en als gevolg daarvan een gebied van geringe luchtdrukking te doen ontstaan, schijnt wel uitgemaakt; te Batavia oefenen de hevigste tropische regens geen merkbaren invloed op de luchtdrukking uit; in Noord-Amerika en Scandinavië zijn omgekeerd depressies waargenomen zonder neerslag. De beweging van het minimum heeft niet altijd plaats in de richting waar de neerslag het sterkst is; de richting van den wind maakt somtijds een hoek van o° met de gradiënt, d. i. zij valt er meê samen, met name bij de hoozen of „trombes", waaromtrent trouwens in nog meer opzichten onzekerheid bestaat. De moeielijkheid der verklaring van een en ander wordt nog vergroot doordat de temperatuurafneming met de hoogte niet standvastig is en zelfs het omgekeerde kan voorkomen, èn omdat daarbij zooveel afhangt van de vochtigheid der lucht, die op hare beurt in het nauwste verband staat met den evenwichtstoestand der atmospheer 2).

Ten slotte zij er nog op gewezen dat de spanning van de dampkringslucht in eene verwarmde luchtkolom niet afhankelijk is van de temperatuur die men beneden (bij de aardoppervlakte) waarneemt, maar van de temperatuur dier kolom in haar geheel. De verklaring van den zoogejiaamden opstijgenden luchtstroom en van de depressie wordt door een en ander nogal ingewikkeld.

Gesteld nu dat eene luchtkolom langzamerhand, door de aanraking met de aardoppervlakte verwarmd wordt, dan zal, als eerste gevolg daarvan,

l) Vlg. ook Mohn p. 269—273. Van het arctische maximum weet men trouwens nog

zeer weinig. 2) Bij Günther, p. 91.