vakman, deskundige is, zoo gevaarlijk zich op het terrein van onderzoek eener wetenschap te wagen en daarin ligt ook de toets ter bepaling van de waarde eener wetenschappelijke bijdrage '). En tevens verklaart zich daaruit het streven van de beoefenaars der verschillende wetenschappen om eene zooveel mogelijk nauwkeurige afbakening van hun eigen terrein van werkzaamheid te verkrijgen, m. a. w. de toenemende splitsing van de wetenschap in zelfstandige onderdeelen, aan welker beoefenaars het nogtans niet mag ontbreken aan algemeene ontwikkeling, daar zij inzicht moeten hebben in de vorderingen welke op het gebied der aanverwante wetenschappen gemaakt worden om die, zoo noodig, voor hun eigen doeleinden aan te wenden. Boven werd er door mij reeds op gewezen dat de meeste vraagstukken op het gebied der geophysiek tot hunne oplossing gebracht zullen moeten worden door de samenwerking van verschillende wetenschappen; alsmede dat een geograaf zonder eenig inzicht in den stand van het tegenwoordig geologisch onderzoek, geen wetenschappelijk geographisch werk kan verstaan. Ik vestig o. a. de aandacht op de beschrijving der landen van Europa, in Kirchhoff's Landerkunde, om dit toe te lichten.
1) In eene bespreking (PML. 1890, n°. 1513) van Howorth's werk: A Criticism of Dr. Croll's Theory of Alternate glacial and warm periods in each hemisphere and of interglacial climates, zegt Aug. Böhm: «Es ist in England, woselbst das Aissen«schaftliche Dilettantentum weit verbreiteter ist, als bei uns, zozusagen Mode, die «schwierigsten natunvissensehaftlichen Probleme zu diskutieren, aber nicht selten ge«schieht dies mit ganz unzulangiichen Mitteln. Man sieht sich in der betreffenden Dis• ziplin etwas urn, exzerpiert einige einschlagige Schriften und halt sich alsdann fiir
„berechtigt über den Gegenstand abzuurtheilen "
Niets is meer geschikt om bij de beoefenaars der overige wetenschappen wantrouwen te verwekken ten opzichte van de waarde der geographische studiën, dan de welgemeende maar somtijds slecht voorbereide pogingen die door geografen worden gedaan om óók eens een wetenschappelijk probleem op te lossen. Daarop doelt ook Von Fritsch als hij zegt (Allgemeine Geologie, p. 2): »dass eine tadelnswerte geistige Spielerei von «Einzelnen getrieben wird, welche zwar eine Reihe geogniphiseher Kenntnisse inne »haben, aber nicht die zu geologischen Arbeiten — zu welchen sie als Jiinger der »Erd»kunde" sich berufen glauben — nötigen Vorkenntnisse." Supan zegt wel is waar, in zijne bespreking van dat werk (PML. 1888, n°. 525), dat Von Fritsch met zijne waarschuwing wat laat komt, want dat Peschel niet meer den toon aangeeft onder het tegenwoordige geslacht van geografen, maar hij eindigt toch met toe te geven dat het leerboek van Von Fritsch den geograaf goede diensten kan bewijzen, «schon deshalb, „weil es ihn besonnener und vorsichtiger machen wird". En dat is het juist wat wij noodig hebben.