van den zeespiegel en dat van de erodeerende werking van den Oceaan besproken wordt; terwijl ook over den invloed der erosie op het vasteland het een of ander valt mede te deelen. Vooreerst hebben wij Krtlmmel's onderzoek van den invloed dien de getijdestroomingen hebben op de gesteldheid der kusten '). Daarmede zijn wij, evenals met Fischer's onderzoekingen, ook voor een groot deel op het gebied der hydrographie.
Die stroomen hebben in alle trechtervormig en aan het achtereind vlak toeloopende golven groote snelheden; in de golf van Bristol, van vijf knoopen, in die van St. Malo, van 6 k 7 knoopen, in de golf van Hang-tsjeu, aan de Chineesche kust, tot 11'/2 knoop; snelheden dus welke met die van stroomende rivieren te vergelijken zijn (de Rijn bij Bingen 7 knoopen). Daarop berust de uitschurende werking op den rotsachtigen bodem der Fundy-baai, alsook op de zijwanden 2). Zoo werkt ook de vloedstroom op de rias van Bretagne, daar waar geen branding is; want zoodra deze optreedt is hare werking veel te krachtig dan dat die van den vloedstroom te onderscheiden zou zijn. Krümmel wijst er verder op dat er ook streken zijn waar door de getijdestroomen, in verbinding met de erosie, aanslibbing plaats heeft, nl. in het gebied der wadden 3) en komt tot de overtuiging i° dat de vloedstroom erodeerende werking heeft (p. 135 2de kolom), en 2° dat de eb- en de vloedstroom, door de rotatie der aarde, naar rechts afwijken in de zeegaten en riviermonden van noordwestelijk Europa; de vloedstroom aan de zuidzijde der beneden Elbe is bijv. sterker dan aan de noordzijde, terwijl de ebstroom juist aan de noordzijde het krachtigst is. Ook in andere werelddeelen schijnt het zoo te zijn; zoo heeft men aan den noordelijken oever der naar het Oosten geopende Hang-tsjeu-baai, ten Z. van den mond der Jangste-kiang, het diepe vaarwater, onder den invloed van den krachtigen vloedstroom, en de banken en wadden aan de zuidzijde, waar de ebbestroom langs gaat.
1) Ueber Erosion durch Gezeitenströme, von Prof. Dr. O. Krümmel. PM. 1889, p. 129 vlg. Met kaarten op T. 8.
2) Laatstbedoelde werking wordt bij Richthofen corrasie genoemd en kan plaats hebben door stroomend water, door gletscherijs en zelfs door den wind, gelijk uit de onderzoekingen der laatste jaren is gebleken.
3) Over het proces dier aanslibbing zegt hij niet veel, terwijl hij nagenoeg geheel op Duitsche bronnen steunt; Venema's verklaring van den invloed dien de windrichting, in verband met de eb- en vloedstrooming, heeft op de aanslibbing wordt door hem niet genoemd. Het schijnt dat hij dien schrijver niet kent, wiens naam ook in de «Ozeanographie" II, niet voorkomt.