dacht op de onderzoekingen der laatste jaren betreffende den physischen toestand der aarde in vroegere geologische tijdperken, waarbij de palaeonjologie eene belangrijke rol speelt; al valt het niet te ontkennen dat de door haar verstrekte gegevens somtijds tot oogenschijnlijk onoplosbare tegenstrijdigheden voeren. Ook hier staat men nog, evenals in zoovele andere opzichten, aan het begin van een weg welks richting met geen mogelijkheid is te bepalen. De verschijnselen zijn zoo samengesteld dat de verklaring ervan waarschijnlijk alleen te vinden zal zijn door de samenwerking van verschillende wetenschappen. Eene eerste schrede op dien weg is de studie die, ook in ons land, gemaakt wordt van alles wat betrekking heeft op het diluviale ijstijdperk, dat, geologisch gesproken , nog zoo kort geleden is geëindigd. Indien men dit verschijnsel eens geheel doorgrondde — en hoever is de wetenschap ook van dÈtt doel nog verwijderd ') — zou men wellicht een leiddraad hebben, of althans een uitgangspunt, voor het onderzoek naar de physische toestanden welke tijdens sommige der vroegere geologische periodes op aarde bestonden. In onzen tijd zijn de geologen meer geneigd de verschijnselen van dien voortijd te verklaren naar analogie met degene die men tegenwoordig op aarde waarneemt, in plaats van hunne toevlucht te nemen tot het onderstellen van catastrophen en groote omwentelingen in de natuur, die dan toch op hunne beurt weer verklaard zouden moeten worden en die het nadeel hebben dat zij aan de fantaisie te veel vrij spel
■werk van J. Croll, Stellar evolution andits relation to geological time. 12°. New York, Appleton, 1889, Pr. 1 Dl., dat ik overigens niet ken; daarin worden onderwerpen behandeld die tot de moeielijkste behooren welke de mensehelijke geest vermag te bevatten, zooals de vraag betreffende den oorspronkelijken toestand der materie, het uitgangspunt van de ontwikkeling der zonnestelsels, den duur der geologische tijdperken enz. Voor een deel zijn wij hier niet meer op het terrein der geologie, maar op dat der astrophysiek.
1) Van veel belang zijn in den laatsten tijd (sedert 1870) de onderzoekingen van het binnenlandijs van Groenland, dat in een tijdperk verkeert hetwelk met den ijstijd van Noordelijk Europa te vergelijken is. Vlg. PM. 1890, p. 200. Die historische Entwiclcelung der Kunde vom grönlandischen Binnenlandseise, von H. Rin li. Men zie ook het bovenaangehaalde artikel van Sandler, waar op p. 238, aan de toestanden op Groenland een voorbeeld wordt ontleend ter verklaring van de Noorweegsche strandlijnenEene beknopte, maar zeer zaakrijke bespreking van den tegenwoordigen stand der glaciaal-geologie (tot 1885), geeft H. Haas in het Zeitschr. f. Wiss. Geogr. V, 1885 , p. 355 vlg. Hij behandelt daarin meer in het bijzonder de onderzoekingen der gletschers in de Alpen, gedurende de laatste jaren.