ondubbelzinnige sporen van positieve en negatieve beweging ziet Süss in den bekenden Serapis-tempel, maar de beteekenis daarvan wordt zeer verminderd door het plaatselijke van het verschijnsel en door het plotselinge, „rhapsodische" karakter van de negatieve beweging !).
Süss erkent ook het bestaan van positieve of negatieve bewegingen die zich ongeveer op gelijke hoogte, over de geheele aarde voordoen en hij noemt die eustatische; de vorming van zeebekkens doet episodische, eustatische negatieve bewegingen ontstaan; aanvoer van sedimenten in de zeeën moet onafgebrokene, eustatische positieve verschuiving der strandlijn ten gevolge hebben. Ook gelooft hij dat er eene eigene beweging van den Oceaan bestaat, tengevolge waarvan in zeer groote tijdsruimten, door de afwisselende opeenhooping van water aan den evenaar en de polen, tijdperken van positieve en negatieve verplaatsing der strandlijn op elkander volgen. Aan welke kosmische of tellurische oorzaak dat moet worden toegeschreven, is niet bekend.
Wij staan hier nog altijd voor een vraagstuk, dat hoogstwaarschijnlijk niet door de geologen alléén opgelost zal worden; boven wees ik er op dat Penck's hypothese betreffende de opeenhooping van water in het gebied van het poolijs, tijdens het ijstijdperk, tegenspraak heeft uitgelokt van de zijde der wiskundigen2). De astronomie en de geodesie zullen
]) Opmerkelijk is liet dat Brauns, na nauwkeurig plaatselijk onderzoek, tot het besluit is gekomen dat het dalen en rijzen van den bodem hoogstonwaarschijnlijk is, en dat men de verschijnselen aan de zuilen van het gebouw kan verklaren door aan te nemen dat het een zoutwaterbewaarplaats voor visschen en schaaldieren (eene piscine) geweest is. (Vlg. ons tijdschrift 1890, p. 702 en PML. 1890, n°. '2685).
2) Behalve Hergesell en Von Drygalski, heeft ook K. S. Woodward, in zijn werk: On the form and position of the sea level (Buil. U. St. Geol. Surv. n°. 48, Washington 1888), het vraagstuk betreffende de gedaante en de ligging van den zeespiegel in zijne afhankelgkheid van massa-verplaatsingen, uitvoerig en geheel op wiskundige gronden behandeld. De ligging der niveauvlakken in een bekken dat leeg en dat met water gevuld is; het verschil in afwijking van het schietlood aan den rand van het bekken, alnaarmate het al of niet gevuld is; de werking van ijsmassa's op den stand van den zeespiegel, al deze en de daarmede verwante vraagstukken worden zeer uitvoerig besproken en met tabellen toegelicht. (Zie PML. 1890, n°. 1332).
Een overzicht van de vraagpunten die zich voordoen bij de bespreking van den stand van den zeespiegel, van de dichtheid der vastelanden en die van den zeebodem, geeft ook Hilber in zijn artikel Erosionsbasis und Meeresverschiebungen (ZWG. VI, 1888, p. 201 vlg. en VII, 1888, p. 286 vlg. (Refer. van Rudolph in PML. 1890, n°. 1419). Daaruit blijkt met hoevele onzekere gegevens en met hoeveel tegenstrijdigheden men daarbij nog te doen heeft. Hilber zegt — na gewezen te hebben op de metingen