gevouwen ketens voor; aan den omtrek van den Indischen Oceaan beginnen zij (die mesozoïsche lagen) met de middel-Jura; in het gebied van den Atlantischen Oceaan eerst met de middel-krijt lagen en liggen daar overal horizontaal.
Van groot belang is de beantwoording der vraag in hoeverre de vastelanden en de zeeën als permanent beschouwd moeten worden. J. Geikie en J. Le Conté zijn van meening, de eerste dat Europa, de tweede dat Amerika in hun kern oorspronkelijke vastelanden zijn ');
een geologisch oogpunt, voor den belangrijkste. De «Pacific" behoort tot een later tijdperk.
In Xeumayr's Erdgeschichte, II, p. 550 lezen wij daarentegen: «ITralt und bleibend »in aller Veranderung der übrigen Verhaltnisse ist das grosze Becken des Stillen Ozea„nes, das nach Süden mit dem Eismeere in offener Verbindung steht." Dit is in overeenstemming met de meening van Süss, voor wien de «Pacific" ook de oudste der beide Oceanen is, gelijk uit den tekst blijkt.
1) J. Geikie in Sc. G. Mag. II, 1886, p. 193; J. Le Conté in Geol. Mag. III, 1886, p. 97 en 287. (Vlg. WGJ. XIII, p. 128 en PML. 1886, n°. 455).
Ik volg in den tekst het referaat van Hergesell en Eudolph, maar ik wensch er toch op te wijzen, 1° dat Le Conté, in zijn artikel: On the Permanence of continents and Ocean-Basins, niet alleen Amerika maar ook Europa, beschouwt als een vasteland, sedert het einde der archaeïsche periode; 2° dat Noord-Amerika, volgens hem, in het begin der palaeozoïsche periode, voor het grootste gedeelte toch ook weer onder den spiegel van den Oceaan is gekomen en dat het tegenwoordige Noord-Amerika, vanuit Canada (de eigenlijke kern) daarna is ontstaan; 3° dat Neumayr in 1885, d i. vóór Le Conté, in zijne verhandeling -die geographische Verbreitung der Jura-forrnation' (Denkschr. Wien. Akad. d. Wiss. Math. nat. Abteilung 1885, Bd. L. I Abt., p. 57), evenals in zijn later verschenen werk •Erdgeschichte" (II, p. 336 en 337), tot het besluit komt dat de opvatting, als zouden de continenten en de zeeën permanent zijn, onjuist is; dat in de Jura-periode de vastelanden in hoofdzaak gelegen waren op gemiddelde breedten, nl. het Braziliaansch-aethiopische vasteland, met het Indo-madagassisch schiereiland, en het Sino-australische continent. In de hoogere noordelijke breedten vindt men slechts het Nearktische vasteland, bestaande uit oostelijk Noord-Amerika, Groenland en een deel van den noordelijken Atlantischen Oceaan tot ten O. van IJsland. Ten Oosten daarvan ligt het Scandinavische eiland en ten Z. O. daarvan het Toeranische (ten O. van de tegenwoordige Kaspische Zee). De Atlantische Oceaan bestond nog niet, maar in plaats daarvan was er een Centrale Middelzee tusschen het Nearktische en het Braziliaansch-aethiopische vasteland, welke zee in het W. (bij het tegenwoordige Middel-Amerika) in verbinding stond met den Pacifischen Oceaan. Ten Z. van het Braziliaansch-aethiopische vasteland strekte zich de Antarctische Oceaan uit.
Tegenover die uiteenzetting van Neumayr vermeld ik o. a. het gevoelen van Murray (Proc. E. Geogr. Soc. Oct. 1885; TAG. 1885, M. p. 660), volgens wien er geen sprake kan zijn van een groot vasteland, dat in het tertiaire tijdperk in den Grooten Oceaan