Oceaan en stelt hij het onderscheid in het licht dat tusschen die beide bekkens der wereldzee bestaat; daarna bespreekt hij de zeeën der vroegere geologische tijdperken, alsmede de vraag of de verbreiding en de gesteldheid der sedimenten wijzen op plaatselijke of algemeene veranderingen. Onder de veranderingen, welke in de jongste geologische tijden en in het tegenwoordige tijdperk hebben plaats gegrepen, wordt meer in het bijzonder de nadruk gelegd op het ontstaan der strandlijnen in Noorwegen en op de vraag hoe het met de Oostzee en de Middellandsche zee gesteld is, ten opzichte van de rijzingen en dalingen.

Bij de beschrijving der kusten van de bovengenoemde oceanen vergelijkt Stlss den bouw van Westelijk Europa met dien van het Oosten van Noord- en Zuid-Amerika. Met uitzondering van de Cordillera der Antillen en van het gebergte bij Gibraltar, welke de beide middelzeeën ') begrenzen, is de buitenzijde van een door plooiing (vouwing) ontstaan gebergte nergens kenmerkend voor den kustomtrek van den Atlantischen Oceaan; de binnenzijden van plooiingen (Faltenztlge), uitgesneden riaskusten, die wijzen op het wegzinken van ketens, breukranden van horsten en van tafels (Tafelbrüche) vormen de begrenzing van den Atlantischen Oceaan, welke zich dus door groote verscheidenheid kenmerkt.

Bij den Grooten Oceaan heeft men — met uitzondering van een gedeelte der kust van Middel-Amerika, in Guatemala, waar de ombuigende Cordillera der Antillen is weggezonken — voor zoover thans met zekerheid bekend is, overal geplooide gebergten, waarvan de plooiing naar den Oceaan is toegekeerd, zoodat de buitenste plooien öf de grens van het vasteland zelf vormen, öf wel daarvóór liggen in de gedaante van schiereilanden en eilanden. Aan de monding van de Ganges grenzen de beide kusttypes aan elkaar. In het gebied van den Atlantischen Oceaan liggen de vulkanische eilanden in groepen of in rijen; in den Grooten Oceaan daarentegen in bogen langs de grenzen der aan de binnenzijde van de geplooide gebergten liggende zeeën.

Süss komt verder tot het besluit dat de tegenwoordige oceanen van verschillenden ouderdom zijn, door te bewijzen dat de reeks der marine mesozoïsche lagen, van de vastelanden naar den Grooten Oceaan toe r vollediger wordtJ). Om dien Oceaan heen komen lagen van trias in de

1) Vlg. Boguslawski, Handbuch der Ozeanographie. I, p. 21 en O. Krümrnel, Der Ozean, p. 17, 21 enz.

2) Ook J. W. Dawseu (vlg. WGJ. XIII, p. 127) is van meening dat de ouderdom verschilt; hij houdt den Atlantischen Oceaan voor den oudste der beide en, uit