wordt medegedeeld dat Engeland niet aan de internationale aardmeting deelneemt, maar dat daarentegen de toetreding van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en van Brazilië binnen kort zal plaats hebben.

Toen de voorstelling volgens welke de aarde een plat vlak zou zijn had plaats gemaakt voor de overtuiging dat onze planeet de gedaante van een bol heeft, trachtte men de afmetingen van dien bol door meting te bepalen. Met de toenemende nauwkeurigheid en scherpte der waarnemingen en metingen kwam de vraag op den voorgrond — die door de theoretische beschouwingen van Ruygens en Newton als het ware was ingeleid — in hoeverre de gedaante der aarde van den bolvorm afwijkt. Zoo kwam men tot de bepaling van de afplatting aan de polen en tot de voorstelling dat de aarde den vorm eener omwentelingsellipsoïde moet hebben. Door graadmetingen en door waarnemingen met den secondeslinger moest men — naar het algemeen gevoelen — het bedrag der afplatting kunnen vinden en bij de toepassing dier beide methodes, die natuurlijk geheel onafhankelijk van elkander zijn, moest men tot hetzelfde bedrag komen. De onderzoekingen en theoretische berekeningen, in onzen tijd door Philipp Fischer1), Stokes2), Faye3), Listing4), Bruns6), Helmerte) e. a. verricht, hebben doen zien dat zoowel de voorstelling eener omwentelingsellipsoïde als die, volgens welke het bedrag der afplatting gelijk moest gevonden worden bij toepassing der bovengenoemde methodes, onjuist is en dat de aardoppervlakte niet overeenkomt met een wiskunstig oppervlak; zij is wel is waar overal gekromd, maar hoogst onregelmatig. Die onregelmatigheid is evenwel niet zoo groot dat men in de geodesie en in de mathematische geographie niet aan de voorstelling van eene omwentelingsellipsoïde zou kunnen blijven vasthouden. De taak der strenge wetenschap is het de werkelijke gedaante der aardoppervlakte

1) Ph. Fischer, Untersuchungen über die Gestalt der Erde. Darmstadt 1868 (bij Günther).

2) S t o k e s , On the variation of Gravity at the Sur/ace of the Earth. Cambridge 1849. (Ib).

3) Faye, Sur les variations séculaires de la Jigure mathématique delaterre. Compte rendu de 1'acad. fran?. vol. XC, p. 1185 vlg. (Ib.).

4) Listing, Ueber unsere jetzige Kenntniss von der Gestalt und Grösze der Erde. Göttinger Naehrichten 1873, p. 76 vlg. (Ib.).

5) Bruns, Die Figur der Erde, ein Beitrag zur europaischen Gradmessung. Berlin 1876 (Ib.).

6) Helmert, Die mathematischen und physikalischen Theorien der höhern Geodasie. (Ib.).