De waterpassingen hebben aan het licht gebracht dat het niveau der zeeën welke Europa omringen, slechts weinig afwijkt van de gedaante eener omwentelingsellipsoïde; het grootste verschil bedraagt omstreeks 2/3 meter, zijnde het verschil in stand tusschen de Middellandsche zee en de andere zeeën ').

Von Baeyer had de werkzaamheden in drie klassen verdeeld; tot de eerste behooren diegene welke binnen de grenzen van elk der afzonderlijke landen verricht kunnen worden, als onderzoek der eenheid van maten en gewichten , uitvoering van driehoeksmetingen , bepalingen van poolhoogten, azimuts, lengte-verschillen, slingerlengten e. d. In de tweede klasse vallen die werkzaamheden welke op de grenzen van twee of mee staten, door vertegenwoordigers dier staten moesten plaats hebben, zoo als aaneensluiting der driehoeksnetten, verevening der verschillen die zich daarbij voordoen enz. Eindelijk zouden verschillende punten, betreffende den omvang en den voortgang van het werk in zijn geheel, behandeld worden op conferenties van de afgevaardigden der regeeringen. De eerste had plaats van 15—22 Oct. 1863 en daarop werd bepaald dat er zouden zijn eene permanente commissie, die jaarlijks den gang der werkzaam-

sen der aarde, wordt de vergelijking der uitkomsten, tengevolge daarvan, onzeker.

Al die onderzoekingen zijn van zeer samengestelden aard, en het zal nog vele jaren dnren, voor men ten opzichte van een algemeen niveau en alles wat daarmede in verband staat, zelfs voor Europa, tot genoegzame zekerheid zal zijn gekomen. Men zie verder het onlangs verschenen verslag van bovengenoemd congres, waarin de voordrachten van Lallemand en Defforges zijn opgenomen.

1) Vlg. Epstein, Geonomie, p. 203 en de vorige noot. Het doel der Europeesche graadmeting is derhalve de gedaante der aarde volkomen nauwkeurig te leeren kennen, zoowel door rechtstreeksche graadmetingen als door meting met den slinger en door bepaling der afwijkingen van het schietlood. De vakman weet dat men hier voor de moeielijkste problemen der mathemathische geographie staat; eene uiteenzetting daarvan, geheel op streng wetenschappelijke gronden berustende, geeft Giinther in zijn Handbuch der mathematischen Geographie (p. 284 vlg., vooral vanaf p. 337). Het onderscheid van zijn werk met dat van Epstein (vlg. TAG. 1890, p. 882) valt hier bijzonder duidelijk in het oog. Laatstgenoemde spreekt nog wel over het theorema van Clairaut, maar over potentiaal-theorie, niveau-vlakken, geoïde en referens-ellipsoïde zwijgt hij, terecht, met het oog op het doel van zijn werk. De naam van Helmert over wiens werk: Die mathematischen und physikalischen Theorien der höhern Geodiisie, Günther herhaaldelijk spreekt, komt bij Epstein in het geheel niet voor.

Welke beteekenis de bepaling der afwijking van het schietlood voor de kennis van de ware gedaante der aarde heeft, wordt dan ook door Epstein niet uiteengezet (vlg. WGJ. t. a. p., p. 112).