graadmeting, de verbinding der in de verschillende lahden van Europa reeds uitgevoerde metingen, en de voortzetting ervan over het geheele werelddeel. Daartoe zijn alle staten, behalve Turkije, overeengekomen de volgende werkzaamheden te doen uitvoeren: i. triangulaties op bepaalde meridianen en parallellen, 2. talrijke astronomische breedte- en lengtebepalingen, 3. bepaling der afwijking van het schietlood door gebergten enz. 4. meting van de aantrekkingskracht der aarde op verschillende plaatsen, m. a. w. bepaling der lengte van den seconde-slinger, 5. bepaling der hoogte ten opzichte van den zeespiegel van de verschillende landen van Europa, door nauwkeurigheids-waterpassingen. Over een groot gedeelte van ons werelddeel is het net van driehoeken reeds getrokken, van het hoogste Noorden tot de zuidpunten van Sicilië en Spanje, van den Oeral tot den Atlantischen Oceaan, ja zelfs van Sicilië en Spanje, over de Middellandsche zee, naar Tunis en Algiers. Door den electrischen telegraaf is het lengte-verschil tusschen verscheidene punten bepaald. Afwijkingen van het schietlood zijn vastgesteld, aan de zuidzijde der Alpen tot een bedrag van 60", bij den Oeral van 4°"> bij den Harz van 10 )•

phie, p. 327 (Eene kritische bespreking van dit werk geeft L. Neumann in PML. 1890 n° 1317; zie ook de beknopte aankondiging in ons tijdschrift 1890, p. 882).

1) Het aantal bepaalde afwijkingen van het schietlood is in werkelijkheid veel grooter, zooals blijkt uit het hierna te noemen verslag van H e 1 m e r t, uitgebracht bij gelegenheid van de zitting der permanente commissie in 1887 te Nizza. Vlg. AVGJ. 1889,

p. 112.

Ook houde men wel in het oog dat, met de toenemende nauwkeurigheid der metmgen, somtijds de onjuistheid van vroegere voorstellingen voor den dag komt. De Fransche mijningenieur Ch. Lallemand heeft er, ter gelegenheid van het internationaal geographisch congres te Parijs in 1889, op gewezen dat er in de waterpassingen op zich zelve, onvermijdelijke fouten zijn, waardoor het vergelijken der hoogten van twee verafgelegen zeeën bemoeielijkt wordt. Men vindt bijv. tusschen Genua en Amsterdam een verschil in uitkomst van 0,40 m., wanneer men, ter vergelijking van de hoogten dier plaatsen, de nivelleeringen over Frankrijk en België neemt, of wel die over Oostenrijk, Beieren en Pruisen. Lallemand voegt er evenwel bij dat die uitkomsten slechts als voorloopige zijn te beschouwen. Het is verder gebleken dat de verschillen tusschen de hoogten van den zeespiegel, op verschillende punten van West-Europa, bij de nieuwere methode van waterpassing gevonden, niet zoo aanzienlijk zijn als men vroeger meende. Ik kan echter daarop in dit elementaire overzicht niet verder ingaan. (Vlg. de volgende noot en het opstel van F. E. L. Veer en in deze aflevering).

Zoo werd ook, op hetzelfde congres, door Defforges, de aandacht gevestigd op de vele oorzaken welke, bij slingermetingen, onnauwkeurige uitkomsten kunnen geven en op de omstandigheid dat de vroegere metingen om die reden zoo moeielijk vergelijkbaar zijn met later uitgevoerde; zelfs bij gelijktijdige metingen op verschillende plaat-