De industrie is in deze afdeeling nog weinig ontwikkeld. Verdeeling van arbeid komt nog zelden voor, zoodat bepaalde beroepen niet worden uitgeöefend. Ieder inlander is landbouwer en ook weder op zijn tijd timmerman of visscher. Enkele goede timmerlieden (bijna uitsluitend Chineezen) worden ter hoofdplaats aangetroffen. Verder zijn er een paar metselaars en grofsmeden, die voor hoog loon zeer slecht werk leveren en toch nog, bij gebrek aan beter, overvloed van werk vinden. Huis- en scheepsbouw worden ook niet als afzonderlijke takken van nijverheid beoefend. De inlander bouwt zelf zijne woning van primitieve constructie. Op de hoofdplaatsen wordt er wat meer zorg aan besteed en er een timmerman bijgeroepen. Zoo ook wat den scheepsbouw betreft. Heeft de inlander een kleine prauw (bolotto) voor de vischvangst noodig, dan maakt hij die zelf uit een enkelen boomstam. Als takken van nijverheid kunnen verder genoemd worden, het weven van sterke en dikwijls smaakvolle kains, broeken en hoofddoeken, hetgeen alleen door de vrouwen geschiedt. Evenwel gaat deze industrie hard achteruit, doordat de markt overvoerd wordt met de goedkoopere Europeesche gedrukte sarongs. Verder het vervaardigen van grove rotanmatten, van ligmatjes en hoeden van pandanblaren, het vlechten van sigarenkokers en doozen (kabila) '), het maken van Gorontaleesche zadels van pisangbladeren en bultzakken van kapok, ook het maken van gewone stoelen van lasihout, die zeer goedkoop zijn en niet meer dan ƒ10,50 het dozijn kosten en veel naar Menado worden uitgevoerd.

Ook wordt door enkele negorijen aan de Zuidkust als Kajoeboelan en Bongo zout aangemaakt door de loog der asch van met zeewater doortrokken en verbrand hout in aarden potten te verdampen. In diezelfde dorpen wordt ook kalk uit koraalsteenen gebrand, welke kalk evenwel vrij slecht is en nog slechter wordt, wanneer ze, zooals dikwijls plaats heeft, met zeewater wordt gebluscht.

En thans ben ik genaderd tot de bespreking van een gewichtig punt, waarvan misschien in de toekomst mede de bloei van Gorontalo zal afhangen; ik bedoel den mijnbouw. Op vele plaatsen in de afdeeling komen goud en andere edele metalen in aderen voor. Ik noem slechts de van ouds bekende mijnen van Soemalata in 't Boliohoetoe gebergte en het distrikt Pagoeat, mede om zijn goudrijkdom bekend. Ja, gegrond vermoeden bestaat, dat zelfs het zuidelijk kustgebergte van de distrikten Gorontalo,

1) Voor dergelijke produkten van de kunstvlijt der Gorontaleezen wordt mede verwezen naar 'sRijks Ethnographisch Museum te Leiden, waarheen ik dergelijke voorwerpen zond.