de regens doorkwamen, doch maaide 60 % van de karbouwen weg.

Van dezen slag zal de veestapel zich slechts langzaam herstellen. Gebrek aan ploegvee, dat hierdoor ontstaan is, werkt ook al ongunstig op eene gelijktijdige sawahbewerking, daar nu de een van den ander de karbouwen moet leenen. De paarden zijn klein van stuk, doch goede loopers, die t lang kunnen volhouden. Sierlijk zijn ze in 't geheel niet, te minder daar de Gorontalees de gewoonte heeft de manen kort te knippen en de staarten kaal te scheren, wat aan de dieren een afschuwelijk aanzien geeft. Het ras onderscheidt zich gunstig door zijn zekeren gang, hoewel deze door de inlanders bedorven wordt, daar ze de paarden steeds laten tellen, waardoor ze zwak op de voorhand worden. De Gorontaleezen rijden op eene bijzondere wijze. Zij maken van stijgbeugels geen gebruik en hunne beenen zijn onder het rijden als die eener ledepop in snelle voortdurend slingerende beweging tegen de flanken van het dier, waardoor zij het aanzetten. De vrouwen rijden ook, doch altijd in gezelschap van een man op hetzelfde paard gezeten, de man voor, de vrouw achter. De adat wil dat geen man met zijne eigene vrouw te paard zit. Van wedrennen zijn zij bijzondere liefhebbers en vooral bij maneschijn is rijden en rossen hun lust en hun leven. De primitieve wijze van zadelen ') maakt dat vele paarden gedrukt zijn of met groote wonden of ontvellingen op den rug rondloopen. De paarden eten meest miloebladeren, dat een uitstekend voedsel is, mits ze niet te jong genuttigd worden, daar ze dan buikloop veroorzaken. De prijs voor een goed paard van gecroiseerd Parigisch ras, dat voor het beste gehouden wordt, is ƒ 80,— f 120,—. Voor f 25,— a ƒ40,— kan men echter ook al een paard koopen. Evenals overal elders in Indië hecht een inlander, bij het koopen van een paard, veel gewicht aan goede en slechte teekens en ziet hij, evenals de Javaan, het eerst naar de oeser-oeseran hier „lilingo" geheeten. Hoewel het paard in 't leven van den Gorontalees eene groote rol speelt, zoo zelfs dat bij begrafenissen van hoofden het rijpaard met een wit kleed bedekt, den lijkstoet naar het grat volgt, doet de inlander toch weinig voor veredeling van het ras en zorgt hij niet voor behoorlijke verpleging der dieren. Ook hier wordt alles aan de natuur of aan het toeval overgelaten. Slechts enkele hoofden maken op dezen regel eene gunstige uitzondering.

1) Wie belang stelt in deze bijzonderheden kan de Gorontaleesche zadels zoowel de enkele als de dubbele, gaan bezichtigen in 't Ethnographische Museum te Leiden, dat ze yan mij onder meer ten geschenke ontving.