stuk grond geplant, de tuinen in de vlakten worden omgeploegd, doch niet diep; op het gebergte bepaalt men zich tot openkappen en branden. De miloe is zeer goedkoop en kost soms slechts ƒ1,75 ^ ƒ2 Per pikol (gepeld). De klos is evenwel klein en wordt spoedig door wurm aangetast, meestal omdat ze te jong geoogst wordt.

Rijst wordt in de vlakte van Gorontalo op sawahs verbouwd, de gevolgde werkwijze is slecht; er wordt veel te dicht op elkander geplant, om zoodoende van wieden bevrijd te blijven. Ook wordt de bibit te laat uitgeplant, zoodat ze slecht stoelt, evenmin bestaat er rijenbouw, in één woord de rijstcultuur staat verre bij die op Sumatra ten achter. De sawahs worden bovendien volstrekt niet gelijktijdig beplant, waardoor het gewas later veel van vogels en ongedierte te lijden heeft. De opbrengst der sawahs is dan ook niet groot en de rijst van inférieure kwaliteit. Ja de rijst van Kwandang en Boewool, die op droge velden wordt geteeld , is zelfs, hoewel eenigszins tot de kleefrijstsoorten naderende, beter dan de Gorontalo rijst. Reeds herhaaldelijk heeft het bij mij een punt van overweging uitgemaakt om, evenals ter Sumatra's Westkust het geval is, in overleg met de hoofden, bij publicatie de tijdstippen vast te stellen , waarop de voornaamste werkzaamheden aan de sawahs moeten plaats vinden, doch de ongeregelde regenval deed mij huiverig zijn daartoe over te gaan. Zelfs na eene ondervinding van bijna 5 jaren en nauwkeurige waarneming ben ik nog niet in staat met eenige zekerheid te zeggen, in welke maand de sawahbewerking kan aanvangen, en moet alles aan het toeval worden overgelaten. De ongestadige weersgesteldheid is dan ook de reden dat de sawahcultuur in Gorontalo nimmer een hooge vlucht zal nemen, en dat steeds de miloe hoofdvoedsel zal blijven. Trouwens, dat op Java en Sumatra de rijstcultuur zoo ijverig beoefend wordt, terwijl in andere streken, bijv. hier en in de Minahassa, de bevolking zich meer toelegt op het teelen van djagoeng, is niet bloot toe te schrijven aan toeval of aan luiheid en onverschilligheid. Er bestaat toch geen enkele reden om aan te nemen, dat de Gorontalees of bewoner der Minahassa luier zou zijn dan de Javaan, doch die gewoonte berust zeer zeker op klimatologische grondslagen, die de empirie van eeuwen aan de bevolking heeft geleerd, en is het altijd zeer onverstandig, om, waar het de teelt van het hoofdvoedingsmiddel der bevolking betreft, daarin verandering te willen brengen.

Bij de djagoeng en de rijst wordt door de bevolking veel visch gegeten, zoowel zeevisch als ikan gaboes (ophicephalus striatus, BI.) die in groote hoeveelheden in het meer van Limbotto gevangen en dagelijks aan