thans wettig geregeld bij staatsblad 1889 N° 250, zoodat ten opzichte daarvan ook geene onzekerheid meer bestaat.
Het aantal geestelijken, vroeger zoo schrikbarend groot, is mede bij de bovenvermelde regelingen tot behoorlijke cijfers teruggebracht. Von Rosenberg zegt hierover, op blz. 228 van zijn „Malaijische Archipel" „Die Anzahl der Priester, die meist auf Kosten der Bevölkerung leben, „ist sehr gross und darum ftlr die letztere drtlckend." Thans zijn in ieder distrikt een kadlim en 4 imams, terwijl op elke 75 werkbare mannen in eene kampong een kasisi wordt aangewezen, doch zóó dat hun aantal nooit meer dan 4 per kampong bedragen mag.
„In de laatste jaren viel een meer opgewekt godsdienstig leven onder „de Mohamedanen in de assistent-residentie op te merken, zich uitende in „ijveriger bidden en zorgvuldiger viering van groote feestdagen" (vide Koloniaal verslag 1889, blz. 19). Voornamelijk is dit toe te schrijven aan de bedevaart, die in de laatste jaren ook van uit hier volbracht wordt. Was in 1868 de hadji hier gelukkig nog eene onbekende persoonlijkheid, nu gaan jaarlijks reeds een twintigtal lieden naar Mekka. Jammer dat destijds niet is getracht, evenals in de Minahassa, aan de bevolking der Gorontalo-landschappen het Christendom te brengen. Nu is het daartoe waarschijnlijk te laat. Bij de goede geaardheid der bevolking toch had men van Gorontalo eene tweede Minahassa kunnen maken. Hoe welgezind hoofden en bevolking ook ten opzichte van het Gouvernement zijn, zooals bij de invoering van rechtstreeksch bestuur en bij de pogingen aangewend tot verbetering van haren economischen toestand zoo overtuigend is gebleken, is het toch niet te zeggen, waartoe fanatisme haar eenmaal leiden zal, als zij meer en meer aan godsdienstige dweepers het oor gaat leenen.
De bevolking is, op uitdrukkelijk verlangen der hoofden, zooals de officieele uitdrukking in Staatsblad 1889 N° 95 terecht luidt: „in het „genot gelaten harer eigene rechtspleging." Alleen heeft het Gouvernement zich in halszaken de rechtspraak voorbehouden , evenals zulks vroeger reeds bij de rijksraden het geval was. Deze rechtbank heet thans groote Madjelis. Ook over vreemdelingen wordt recht gesproken door Europeesche rechters en rechtbanken , magistraten , landraden , en Residentie-gerechten, zooals zulks bij het Reglement tot Regeling van het Rechtswezen in de Residentie Menado is bepaald (Staatsblad 1882 N° 27). Overigens oordeelen inlandsche rechtbanken, onder den naam van Madjelis, over alle Gorontaleezen in alle zaken, die bij art 7 van Staatsblad 1889 N° 95 niet worden genoemd. Deze rechtbanken, samengesteld uit de verschillende