III. Wegen.
Gewone wegen.
Steeds breidt zich het net van kunstwegen uit; dit gaat rusteloos voort tot geen gehucht van dat gemak verstoken is. Behalve enkele groote rijkswegen is dat alles in weinig meer dan een halve eeuw tot stand gebracht. Telkens worden nog aanzienlijke sommen niet alleen tot onderhoud maar vooral tot aanleg van nieuwe harde banen uitgegeven: zoo kostte bijv. een keiweg van Reusel naar Hilvarenbeek ƒ 145,500.— envanVucht naar Esch ƒ33,440.—, de grintweg van Groenloo door Beltrum ƒ 20,780.—, van de Wittebrug naar Scheveningen (met rijwegen en voetpaden) ƒ 80,337. , keiwegen onder Oostburg ƒ31,920.— en onder Filippine ƒ46,000.—; ook in Limburg werd aan de verbetering van wegen veel ten koste gelegd, en dit is trouwens de provincie waar nog de meeste behoefte in dat opzicht bestaat. De gemeenten legden mede vrij wat ten koste, zoo 0. a. besteedde Arnhem ruim ƒ 52,500.— aan trottoirs.
Tramwegen.
Dit middel van den laatsten tijd om zich spoedig te verplaatsen, vindt in ons land vrij wat uitbreiding; in 1889 kwamen gereed: een paardentram weg van Zutfen naar de K.ap onder Warnsveld, en een dito naar Eefde onder Gorsel; een stoomtramweg van Terborg naar Gendringen, — van Neerbosch over Nijmegen naar Beek, — van Sluis naar de Belgische grens.
Voorts een elektrische tram van den Haag naar Scheveningen, benevens een paardentramweg door de stad Utrecht en een van Vaals naar Aken.
Tal van concessiën zijn aangevraagd en verscheidene zijn werkelijk reeds in aanleg maar onvoltooid.
Spoorwegen.
Verdubbeling van sporen en onderhoud van allerlei aard vorderen voortdurend veel uitgaven; de stations telkens weder groote sommen. Nieuwe lijnen werden alleen aangelegd van Enschede naar Oldenzaal, 9,889 M. lang, en tusschen enkele verbindingspunten; maar er werd krachtig gewerkt aan den spoorweg van Schiedam naar den Hoek van Holland en van Vlijmen naar 's Hertogenbosch. Omtrent de lengte en het verkeer over de bestaande lijnen deelen wij het volgende mede.
.