De scheepvaart van Rotterdam ondervond noch boven noch beneden de stad eenige belemmering en nam weder toe: 70,328 schepen maakten gebruik van de Koningshaven aldaar.
De eigenlijke waterweg naar zee voldeed uitstekend, slechts één plekje liet te wenschen overig; bij het benedeneinde van Rozenburg ligt een drempel die slechts 60 d.M. diepte bij laagwater aanwees, overal elders was dit veel beter. Het belette niet dat in 1889 den Nieuwen Maasmond zijn in- en uitgevaren: 13,009 vaartuigen met 16,879,316 M3 inhoud, waarvan 1,017 met 55 d.M. en meer diepgang; er voeren zelfs binnen 38 stoomschepen met 70—76 d.M. diepgang.
Deze resultaten werden niet bereikt zonder veel inspanning en kosten: men denke slechts aan de 1,600,000M3 gebaggerde specie, waarvan het grooter deel naar de Noordzee werd gevoerd, 435,000 M3 op meer dan 17 M. diepte, 900,000 M3 op minder dan 9 M. diepte vóór Monster. Rotterdam legde ook ƒ300,000.— ten koste aan de verbetering der havenwerken.
Aan verbetering van den Gelderschen IJsel werd veel gewerkt, o. a. ook omdat in het vorig jaar wegens den hoogen waterstand niet overal had kunnen worden gearbeid. De minste vaardiepte was in den loop des jaars 80 c.M. en die vond men dicht bij den bovenmond.
Het Zwolsche diep werd in goeden staat gehouden door het bestorten van den Zuiderleidam en het baggeren van ruim 46,000 M3, zoodat de minste vaardiepte op het einde des jaars (bij Genemuiden) 1,90 M. bedroeg.
In den Boven-Maas werd de rivierverbetering o.a. voortgezet door het wegruimen van een gedeelte van het eiland St. Antonie bij Maastricht, waaraan zich het leggen van een stroomleidenden dam paarde, welke het eiland met den vasten wal verbindt. De zandplaat onder Litooien werd weggeruimd, en voor deze en andere werken ruim ƒ46,000.— besteed.
De verlegging van den Maasmond werd voortgezet; grootendeels waren het nog voorbereidende werken, maar toch kwam reeds een gedeelte van het zomerbed der nieuwe rivier tot stand; alleen hiervoor werden 1,867,900 M3 grond verwerkt, waardoor men zich eenigszins een denkbeeld kan maken van den omvang van het werk, dat alleen in dit jaar anderhalf millioen gulden kostte; de onteigening van gronden voor het geheele werk vorderde ƒ5,266,000.—, voor verreweg het grooter deel langs minnelijken weg verkregen, 't Is dus eene kostbare maar eene schoone verbetering; eene stoute onderneming.