Schrijven van den heer Westenberg aan de Redactie.

Medan, 20 November 1891.

Toen ik, nu eenige weken geleden, uit artikelen in de Nieuwe Rottei damsche Courant en in de Illustrated London News, een en ander ve nam omtrent de lezing door den Franschen reiziger, den heer Jules Clain op het Oriëntalisten Congres te Londen gehouden, naar aanleiding eene door hem gemaakte reis in de onafhankelijke Karo-landen, stond het d 1 delijk bij mij vast dat het niet alleen op mijn weg lag, maar zelfs tc zekere hoogte mijne plicht was op te komen tegen de valsche voorste lingen van gebeurtenissen en toestanden, waarmede genoemde reizige bij die gelegenheid met zooveel aplomb voor den dag durfde komen, e zelfs, naar het schijnt, een niet gering succes behaalde.

In den aanvang was het mijn voornemen mij daartoe rechtstreeks i verbinding te stellen met den voorzitter van bedoeld congres. Bij rijpe nadenken kwam ik echter spoedig tot de overtuiging dat ik, als lid va het Aardrijkskundig Genootschap, mij in de eerste plaats tot het bestui van dat Genootschap diende te wenden.

Spoedig hoop ik u dan ook, met een beleefd verzoek tot plaatsing i het Tijdschrift van het Genootschap, te zullen kunnen aanbieden:

i°. eene beschrijving van de reis des heettn Claine, zooals die, in g( zeischap van den Luitenant Kolonel A. H. van de Pol, van mij en va eenige andere heeren, in Maart 1891 werkelijk door hem werd volbrach

20. eene kritische beschouwing van het verhaal door den heer Clain in de Illustrated London News van 12 September jl. omtrent die reis te beste gegeven.

Daar ik echter, tengevolge van drukke bezigheden, dien arbeid waa schijnlijk eerst over eenige weken voltooid zal kunnen hebben, meen i terwille der actualiteit, en om den heer Claine niet te lang zonder tegei spraak te laten, u reeds thans met mijn voornemen in kennis te mot ten stellen.

Tevens verzoek ik u beleefd dit schrijven zoo mogelijk een plaatsje i het Tijdschrift te willen geven, en er verder dat gebruik van te wille maken dat u nuttig en wenschelijk zal voorkomen.

Met de meeste hoogachting teeken ik mij: C. J. Westenberg.

De Redactie haast zich het bovenstaande, dezer dagen bij haar ingekomen schri ven nog in het Tijdschrift op te nemen en op die wijze alvast aan het verlangen va den schrijver te voldoen. Met belangstelling ziet zij verder den toegezegden arhe tegemoet.

Amst. Dec. 1891