Met behulp der profielen is het gemakkelijk de opvatting van den ontwerper omtrent den geologischen bouw van de omgeving van deze goudvelden te begrijpen. Van beneden naar boven onderscheidt hij de volgende formaties:

NAAM. OUDERDOM

volgens de Legenda der kaart.

1. Graniet 1

2. Kristallijne leien, gneis etc | Onder-Archaelsch.

3. Glimmerhoudende leien (kleileiën, deels 1

met ijzererts) | Boven-Archaeïsch.

4. Oude sedimenten (Formatie, waarin de \ Tusschen de Archaeïsche goudhoudende conglomeraten voorko- > en Palaeozoïsche periomen) ) den.

5. Groensteen (dioriet) Primordiaal.

6. Oude zandsteen (Black-Reef-Series) (met goudhoudende conglomeraten).

De schrijver vat deze sedimenten op als lokale vormingen , ontstaan, nadat de oudere sedimenten (4) wa- Onderren drooggelegd en opgeheven. De goudhoudende lagen in deze formatie danken dan hun ontstaan aan de ver- diluur. plaatste erosie-produkten van de oudere goudhoudende conglomeraten (4)

7. Kalksteen

8. Koolhoudende formatie Carboon.

De hier geschetste opeenvolging der lagen komt in vele opzichten overeen met hetgeen daaromtrent door andere onderzoekers is gevonden en mag zeker in hoofdtrekken betrouwbaar genoemd worden.

Met de in den tekst neergelegde min of meer groteske meeningen van den ontwerper omtrent het ontstaan van deze vormingen en omtrent hunne historische indeeling zal men zich echter bezwaarlijk kunnen vereenigen.

Wat de historische indeeling betreft, moge hier aangestipt worden, dat tot nog toe in de Zuid-Afrikaansche Republiek ieder aanknoopingspunt ontbreekt, volgens hetwelk men de goudhoudende sedimentaire lagen in een der in de historische geologie gebruikelijke afdeelingen zou kunnen plaatsen. Allen weet men zeker, dat zij ouder zijn dan de koolhoudende formatie. Uit deze laatste zijn fossielen bekend, doch deze geven geenszins het recht deze koolhoudende formatie Carbonisch te noe-