de stichter en nu Eerevoorzitter van het Aardrijkskundig Genootschap, heeft zich, om van zijne vele andere werken niet te gewagen, in zijn hoofdwerk „Java", de vrucht van jarenlange studiën, een monumentum aere perennius gesticht. Zijn opvolger in het hoogleeraarsambt te Leiden, W i 1 k e n, is niet zoo gelukkig geweest. Hij heeft slechts tijdschrift-artikelen , slechts fragmenten geleverd. Maar fragmenten van onschatbare waarde, en welke hem, vergissen wij ons niet, tot den eersten Nederlandschen ethnoloog van onzen tijd stempelden.

Dit zou, gelooven we, nog nader blijken, wanneer al die groote en kleine, in tal van tijdschriften verspreide verhandelingen tot één bundel vereenigd, hetzij in systematische orde, hetzij chronologisch gerangschikt, op nieuw werden uitgegeven. Wierd daarbij, zoo mogelijk, ook uitgegeven wat Wilken waarschijnlijk nog in portefeuille had, en dat, al ware het niet afgewerkt, toch ongetwijfeld vele belangrijke gegevens bevat, men zou het geheel van den wetenschappelijken arbeid van dien zoo uitstekenden ethnoloog kunnen overzien. Werden daarbij ook gevoegd de aanteekeningen, welke hij vermoedelijk stelde omtrent punten waaromtrent hij bij zijn voorgenomen tocht naar Indië nader onderzoek noodig achtte, latere onderzoekers zouden daarin een leiddraad vinden tot aanvulling van de meesterlijke bijdragen tot de kennis der maatschappelijke toestanden in Indië, ons reeds door Wilken geschonken. Werden daarbij in de inleiding, welke ook eene levensbeschrijving zou behooren te bevatten, bijzonderheden medegedeeld omtrent de methode van het onderwijs door hem als leeraar en hoogleeraar te Leiden gegeven, iets waaromtrent we in de tot nu aan hem gewijde levensberichten te weinig aantroffen, we zouden in dien bundel een stellig door velen zeer gewaardeerd beeld van den geheelen mensch Wilken aantreffen. Het geheel zou ongetwijfeld eene hoogst belangrijke bijdrage vormen tot de ethnologie van Ned.-Indië, maar ook tot de vergelijkende ethnologie, waarvan Wilken een zoo gelukkig beoefenaar was.

Zou onze Kern, op het gebied der vergelijkende taalstudie bij ons te lande facile princeps, gelijk Wilken het was op het gebied der vergelijkende ethnologie, die aan den overleden hooggewaardeerden ambtgenoot en vriend reeds zulke warme woorden wijdde in „de Indische Gids" en in het „Internationales Archiv ftlr Ethnographie", die hem zal gedenken in de levensberichten der Ned. Maatschappij van Letterkunde en vermoedelijk ook in de Academie van Wetenschappen, — zou hij niet de man zijn om ons die gezamenlijke uitgave van Wilken's werken te bezorgen ?

v