Ter herinnering aan den Hoogleeraar Dr. G. A. WILKEN, geboren 17 Maart 1847, overleden 28 Augustus 1891.
In de Koloniale Kroniek in „de Economist" van November jl. schreef ik vrij uitvoerig over den diep betreurden W i 1 k e n, den uitstekenden ethnoloog, den grooten kenner van Nederlandsch-Indië in menigerlei opzicht. Na kennisname van dat stuk noodigde de redactie van het „Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap" mij uit ook voor dat tijdschrift eene korte necrologie van den betreurden geleerde te schrijven. Zij achtte het eigenaardig dat ik, oud medebestuurder van het Genootschap, collega van Wilken, tot aan zijn overlijden, in het bestuur van het Kon. Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Ned.-Indië'), en die, blijkens mijn stuk in „de Economist'' zoowat alles had gelezen wat hij had geschreven, hem ook in dit tijdschrift zou gedenken.
Ik zag geen reden om aan dat vereerend aanzoek geen gevolg te geven ; omdat mij daardoor de gelegenheid wordt geboden ook speciaal voor mijne medeleden in het Aardrijkskundig Genootschap te getuigen van mijn diep leedwezen over het heengaan van den man, die in zijn betrekkelijk kort leven zoo verbazend veel heeft bijgedragen tot de kennis van land en volk van het heerlijk Insulinde, waaraan ook ons genootschap voortdurend zijne beste krachten wijdt.
Voor meer bijzonderheden naar „de Economist" verwijzende, zal ik trachten eenigermate een uittreksel en eene omwerking van het daar gezegde te geven, genoeg echter vertrouw ik, om ook den lezer van ons tijdschrijft te doen beseffen welk een groot verlies de Indologische wetenschap , inzonderheid die der vergelijkende ethnologie, door Wilken's dood heeft geleden. Op een paar punten zal het in „de Economist" gezegde eenigermate kunnen worden aangevuld.
Wij beginnen met Wilken's levensloop kortelijk te schetsen, daarbij enkele bijzonderheden vermeldende, ons eerst na het schrijven van het
1) In plaats van dien langen naam te bezigen, zullen wij in dit stuk verder spreken van: «het Indisch Instituut"