Ofschoon Nederland, — ik bezig bier en elders met volkomen instemming de woorden van den Leidschen Hoogleeraar Van der Lith uit zijn: „Nederlandsch Oost-Indiè" —, ofschoon Nederland nog veel nalaat, wat in het belang van land en volk behoorde te geschieden, zoo is het echter eene waarheid dat, vergeleken met een zuiver inlandsch bestuur, het gezag van Nederland eene weldaad voor de bevolking is, en dat naar gelang het zich sterker laat gelden, naar die mate ook meer voor het welzijn van den inlander wordt verricht.

En het behoeft voorzeker geen betoog, dat de ontworpen spoorweg door Nederlandsch Borneo niet alleen dat Nederlandsche gezag aanzienlijk zal versterken, maar dat de economische toestand der bevolking als met een tooverslag zal veranderen.

Hierbij zij opgemerkt, dat de ontworpen richting van den spoorweg voor het grootste gedeelte die streken doorsnijdt, welke óf direct aan het Nederlandsche gezag zijn onderworpen, óf waarvan de vorsten onder Nederlandsche souvereiniteit staan.

Wat aangaat de producten, die reeds thans uit Borneo's binnenlanden te trekken zijn, zoo er slechts werkkrachten en verbeterde communicatifin komen, zij zijn talrijk als het zand der zee.

Het is bekend, dat zijne ontzachelijke wouden voldoende zouden zijn, om de geheele wereld van de kostbaarste houtsoorten te voorzien; dat de hooggeschatte getah perdja in groote hoeveelheden wordt verzameld; en dat diezelfde wouden een rijkdom aan palm- en rottansoorten en waardevolle slingerplanten bezitten, die zijn wedergade slechts op Sumatra vindt.

Om van Borneo eene, zij het dan ook oppervlakkige schets te geven, is lang geen gemakkelijke taak. Terwijl Java en Sumatra, en vooral het eerstgenoemde eiland, ons althans vrij goed bekend zijn, is het grootste gedeelte van Borneo nog maar schaars bezocht, en zijn er slechts weinige streken hoofdzakelijk aan de kust gelegen, waar het Nederlandsche gezag zóóver is doorgedrongen, dat het er grooten invloed uitoefent.

En nu is Juist Borneo het eiland, dat in verhouding tot zijne oppervlakte veel minder kustland heeft dan eenig ander van de groote eilanden in den Archipel, daar het zich veel minder in de lengte uitstrekt, en op eene lengte van ongeveer 1300 kilometer eene afwisselende breedte heeft, die soms tot 1100 kilometer klimt.

Niettegenstaande de talrijke, dikwijls zeer belangrijke rivieren, zal dit immer eene groote belemmering voor de ontwikkeling van het eiland