krachtigen bouw van Groote Openbare Werken in Britsch-Indië met een onbevooroordeeld oog heeft gadegeslagen.
En zonder nu in andere opzichten vergelijkingen te maken tusschen Britsch- en Nederlandsch-Indië, die beide naast hunne licht-, ook groote schaduwzijden hebben, zoo vraag ik als Nederlander, die zijn Moederland aan deze zijde, en zijn Vaderland aan gene zijde van den Oceaan een warm hart toedraagt, slechts dit, en dring er met den meesten ernst op aan:
Laten wij ten opzichte eener krachtdadige uitbreiding der Groote Openbare Werken in Nederlandsch-Indië ter schole gaan bij onze Britsche buren in Azië, en van hen het „Go ahead!" overnemen, om onze kostelijke Koloniën door middel van spoorwegen naar alle zijden voor landbouw, handel en nijverheid te ontsluiten.
Laat de Staat de Groote Stamlijnen bouwen, dan zal het particulier initiatief onder zijne vleugelen van zelf volgen, om de dunnere draden van het net te weven!
In tegenstelling met de vooruitstrevende Koloniën van andere Natiën, schijnt het, — neen, is het een feit —, dat juist voor onze Koloniën alles langzaam en als met een slakkengang moet gaan, en niemand der Nederlandsche Staatsdienaren .,1e courage de son opinion" had, om de verantwoordelijkheid van groote hervormingen voor Indië te durven dragen.
Ja toch, — slechts één Minister van Koloniën is er geweest, Mr. W. Baron Van Goltstein, onder wiens Ministerschap in 1875 de Stamlijn over Java werd gevoteerd, die ter lengte van ruim 800 Kilometer in I8»2, dus eerst zeventien jaren later, voltooid zal zijn.
Onder dienzelfden Minister werden de ontwerpen voorbereid en kwamen in 1876 onder zijn opvolger Mr. Alting Mees de wetten tot stand voor den bouw der inderdaad grootsche havenwerken van Batavia te Tandjong Priok, waarvan de uitvoering successievelijk aan de uitnemende bouwmeesters, de Hoofd-Ingenieurs de Gelder en Van Bosse werd toevertrouwd ; terwijl verder de Minister Van Goltstein , onder zijn tweede ministerschap, zijn naam verbond aan de wetten voor de omvangrijke waterwerken in de Afdeeling Demak der Residentie Semarang en voor de mede zéér aanzienlijke Werken voor het Behoud en de Verbetering van het Vaarwater naar Soerabaija; terwijl onder hem voorts mede in 1881 de opname vanwege den Staat werd bevolen voor den bouw van 175 Kilometer nieuwe spoorwegen in het zoo dicht bevolkte MiddenJava, welke opname in 1884 is voltooid, maar waarvan de uitvoering