gingen te hebben gedaan om een scheepsgelegenheid naar Australië te vinden, den 5den Oct. per mailboot te Soerabaja aan. Hier vond ik eindelijk een met suiker geladen stoomschip, de „Time", dat mij over weinige dagen van Samarang naar Melbourne zal brengen. Van daar uit hoop ik dan, met verwijzing naar uw schrijven van 18 Juli 1890, over eenige eilanden in de Zuidzee te repatrieeren, waarmede zeker nog vele maanden zullen verloopen.
Aan het einde gekomen van mijn eigenlijke taak, mag ik niet nalaten u reeds nu te doen opmerken, dat, hoewel ik, wat de anthropologie en de ethnographische verzamelingen betreft, met eenige voldoening op mijn werk mag terugzien, de eigenlijke ethnographie der door mij bezochte eilanders niet dan oppervlakkig is kunnen beoefend worden.
Mijn vroegere ondervinding heeft zich ook in Indië weder bewaarheid: om. diep door te dringen in de ethnologie van een volk is kennis der taal een hoofdvereischte, en die kennis is slechts door een jarenlang verblijf te verkrijgen. Ik heb mij dus moeten bepalen tot het onmiddellijk waarneembare, en heb verder getracht, aan te vullen en te verbeteren hetgeen vorige schrijvers hebben meegedeeld. Niemand is dus meer overtuigd dan ik van de groote leemten, die mijn arbeid aankleven, maar ik heb onder de gegeven omstandigheden, dikwijls met een wankelende gezondheid , gedaan wat ik kon. Gaarne had ik langer en grondiger de volken van Soemba en Savoe bestudeerd en bij hen meer verzameld, doch mijn middelen lieten het niet toe
Dr. H. F. C. Ten Kate.