die tusschen 10 en 20,000 hebben; V. geeft drie plaatsen boven 10,000 en een, die bijna dat cijfer bereikt.
Rembang. Volgens B.'s lijst hebben wij het er steeds voor moeten houden, dat de hoofdplaats dezer residentie minder dan 5000 inwoners had, want de eenige plaats boven 20,000 is Toeban. Nu geeft V. Rembang 17,000 inwoners, en verder nog twee plaatsen van Booo en 12,000.
Soerabaja. B. geeft een plaats boven 20,000, de andere alle onder 5000; V. geeft zeven boven 5000, waarvan twee boven 10,000 en twee boven 20,000!
Pasoeroean. Beide geven ééne plaats van 20,000, de hoofdplaats, maar V. nog twee andere boven 10,000, terwijl bij B. alle andere onder de 5000 komen.
De verschillen zijn uiterst sterk, zooals men ziet, en zonder aarzeling kan men hier de opgaven van den heer Yorderman boven die van den heer Bergsma stellen, die wij reeds a priori voor zeer onwaarschijnlijk hielden. *)
Is het mogelijk, door vergelijking van oudere en nieuwere opgaven, iets te weten te komen aangaande de percentsgewijze toeneming der bevolking in Java's voornaamste plaatsen? Het zou interessant zijn, daarover iets naders te weten, de steden omtrent dit punt onderling te vergelijken en vooral na te gaan of er, evenals in Europa, ook verschil bestaat tusschen de snelheid van toeneming der bevolking in de groote plaatsen en op het platte land in Java. Wij durven echter nog niet tot zulke gevolgtrekkingen overgaan. Ons hoofdbezwaar tegen de Javaansche bevolkingsstatistiek is, dat wij niet genoegzaam zijn ingelicht over de wijze, waarop de tellingen geschieden. Uit hetgeen Mr. Bergsma daarover meedeelt in het Staatkundig en Staathuishoudkundig Jaarboekje van 1880 (Mengelwerk, blz. 59) kan iemand, die niet van nabij met de toestanden op Java bekend is, naar onze meening moeilijk opmaken, of de cijfers genoeg vertrouwen verdienen om er gevolgtrekkingen als de genoemde uit af te leiden.
Het is te hopen, dat een der ambtenaren of oud-ambtenaren bij het
1) Omtrent twee plaatsen heeft het onze verwondering gewekt, dat hun bevolking bij V zoo laag is gesteld: Banjoemos en Malang. Voor Banjoemas geeft hij 5249 inwoners op, terwijl Veth in zijn Java (UI, 439) zegt: »De inlandsche bevolking bevatte nu een 36 jaar geleden omstreeks 4000 Javanen, welk getal echter na dien tijd zeker meer dan verdubbeld is." Malang heeft bij V. 11,031 inwoners; Veth schrijft over deze plaats (111,961) dat het aantal zielen, vroeger op 10-11,000 geschat, ongetwijfeld in de laatste jaren sterk is toegenomen.