bekleed wordt, vervangen, waarmede zij trachten zoo goed mogelijk de trekken van den verslagene weder te geven. Andere weder beschilderen ze met witte of roode strepen en maken ze dikwijls geheel zwart door middel van antimonium. Weder anderen, de Oio Ngadjoe's bijvoorbeeld, vullen alleen de oogholten weder op en plaatsen daarin katjes-schelpen (cypraea moneta), terwijl zij bovendien de jukbogen met lange bossen palmblad-franjes versieren. De Dajaks van Sintang reinigden eenvoudig het hoofd en bevestigden de kaak weder door middel van een reep rotan, terwijl de Batang Loepar-stammen eindelijk ze in grof gevlochten rotan netjes opbergen, die dan boven de rook van den haard worden opgehangen ').
Volledigheidshalve zij nog opgemerkt dat nimmer een sneltocht ondernomen wordt, vóór dat de voorteekenen geraadpleegd zijn. Meestal wordt het al of niet gunstige van het bepaalde tijdstip door den roep van een vogel bepaald. Voornamelijk is het 't geschreeuw van den antang, de pikit of de keto, waaraan voor dit doel bijzonder gewicht gehecht wordt2).
Op Celebes, het eiland waarheen wij ons thans wenschen te verplaatsen, werden voorheen, de Boegineezen en Makassaren misschien uitgezonderd, althans omtrent dezen staan ons geen berichten ten dienste, nagenoeg overal koppen gesneld. In de Minahasa zelfs — wij zullen in het noorden aanvangen — treft men er nog velen aan, die, ofschoon het eigenlijke snellen er tot het verledene behoort, koppen bewaren. De redenen waarom de Alfoeren snelden , — met dezen collectief-naam duidt men gewoonlijk de landzaten aan — waren er al ongeveer dezelfde, als die, welke wij boven hebben aangetroffen. „Een gewoon man zocht er naar, als hij wilde trouwen, vooral als de vrouw bangsa (adel) was; er waren er echter ook", aldus verhaalt de heer Graafland verder, „die zich lieten huren om koppen te leveren, of men werd afgezonden om koppen te gaan halen als er een hoofd gestorven was". In die dagen schijnen de Alfoeren alleen het lange haar bewaard te hebben om er hunne zolders mede te versieren. Vroeger was het onder hen een zeer gewone zaak een kop te gaan snellen, en als iemand een of meer hoofden machtig geworden was, prezen hem de priesters 3). Dit laatste weten wij bovendien uit de be-
1) Volgens een aantal schedels in het Ethnographisch Museum van het Kon. Zool. Gen. »Natura Artis Magistra" te Amsterdam.
2) Perelaer, o.c., blz. 165. Tromp, o.c., blz. 69. Veth, o.c., blz. 311.
3) Graafland, De Minahassa, dl. I, blz. 272.
■iutlATUa. ^ u*rtjfLCU[