wij hier werkelijk met voorstellingen van koppensnellers te doen hebben, doch in verband met enkele gebruiken en overleveringen, die nog heden in den mond van het volk voortleven , krijgt de onderstelling, dat dit wel het geval is, eenigen grond. Het gebruik bestaat immers, en werd door wijlen den hoogleeraar Wilke'n met talrijke feiten bewezen, dat voor den bouw van een woning, het vervaardigen van een dijk of het leggen van een brug, een schedel onder de hoofdpaal, of in den dijk moest begraven worden als parepeh, dat is afweringsmiddel. Deze parepeh, waarvoor heden ten dage een dierenschedel gebezigd wordt, eischte vroeger evenwel om krachtig te kunnen werken, een menschelijk hoofd. Ten einde dit te bemachtigen werd door den ondernemer van den bouw een persoon uitgezonden, die zulk een schedel moest trachten machtig te worden. Deze persoon heette tjulik, hetgeen feitelijk koppensneller beteekent ').

Hoewel dit nu heden algemeen als een overlevering wordt beschouwd, mag de waarheid van dit gebruik toch geenszins in twijfel getrokken worden. Onlangs nog vermeldden de Indische bladen, dat, toen het werken aan den brug, die te N.N. werd geslagen niet naar wensch vorderde, achtereenvolgens drie personen uit de naburige desas werden vermist, wier hoofdelooze lijken in de rimbu teruggevonden werden. Een onderzoek naar de reden van deze moorden ingesteld leidde tot geen bevredigend resultaat. Onzes inziens zijn zij echter uitsluitend te beschouwen als een gevolg van de zucht om zich eenige schedels, tot bouwoffers voor de brug bestemd, te verwerven.

Mogen wij derhalve aannemen, dat heden ten dage in dit speciale geval nog wel eens een kop wordt gesneld, dan is er geen enkele reden, die ons belet te gelooven, dat schedelroof vroeger ook voor andere doeleinden werd bedreven, zoodat de beide zooeven genoemde beeldjes, zeer goed een representatie van koppensnellers kunnen zijn. Bovendien, om er hier nog op te wijzen, bestond oudtijds bij de Javanen het gebruik om de ooren hunner gevallen vijanden, aan een kris geregen, in triomf mede te voeren. Zij namen het pars pro toto, wat echter dezelfde waarde had 2).

Duidelijker evenwel luiden de berichten omtrent Borneo. Op geen der eilanden van den Archipel was het koppensnellen meer algemeen in zwang, dan hier. De meest volledige berichten staan ons hierover dan

1) Coolsma, Soendaneesch Woordenboek i. v. tjulik.

2) N. B. Zoo namen bijv. de Alfoeren van de Minahasa alleen het haar mede (Graafland, o. c., blz. 129, noot), een gebruik dat wij ook bij andere stammen terug vinden. (Perelaer, o. c., blz. 106).