aromatische kruiden vulden en daarna in hunne woningen ophingen en hulde brachten. Willen zij iets ondernemen, dan knielen zij voor deze schedels en smeeken van hen voorspoed op hunne onderneming af'). Dit gebruik is tot op den huidigen dag blijven voortbestaan in het vervaardigen van den pangulubalang 2).
Evenzoo was het eertijds in het zuiden van Sumatra, aan de overzijde der bergen van het district Semangka, meer bepaaldelijk in het land rond den Gunung Aboeng gelegen. Aldaar bevonden zich „oudtijds", aldus de hoogleeraar Veth, „een tiental kampongs bewoond door een volkstam, die den naam van Aboeng droeg en die door de bewoners der omliggende gewesten als koppensnellers gevreesd werd". Bij hen, evenals wij later bij andere stammen zullen zien, bestond ook de gewoonte, dat jonge lieden geen meisje konden huwen, alvorens door het vertoonen van het hoofd eens verslagenen, het bewijs te hebben gegeven van heldenmoed.
„De jongelingen hadden dus de gewoonte zich ten getale van omstreeks tien tot een troep partijgangers te vereenigen, die met lans, degen en kris gewapend waren en ieder drie maten rijst en een zekere hoeveelheid suiker als mondvoorraad met zich voerden.
„Dikwijls zwierven zij in het gebied Semangka en strekten hunne tochten uit tot den oever der zee; en zelden ging er een maand voorbij, dat men niet de hoofdelooze lijken van eenige der inwoners in de bosschen vond, zoo zelfs dat het de gewoonte werd zich bij het bezoeken der rijstvelden of het hakken van hout tot onderlinge verdediging in kleine troepen te vereenigen. Wanneer de koppensnellers een toereikend aantal hoofden verzameld hadden, keerden zij naar hunne bergen terug. De bevolking der kampongs trok hun te gemoet en stelde overal klapperdoppen met melk gevuld langs den weg. Zij, die hoofden medebrachten, werden naar hunne woningen begeleid door een aantal jonge vrouwen, die verlangden, dat die helden op haar het oog zouden werpen; maar zij, die met ledige handen terugkeerden, durfden zich niet in de dorpen te vertoonen. Voor hen waren de schalen met melk een teeken, dat men ze voortaan als honden beschouwen en voeden zou; en soms gebeurde het dat zij nimmer huiswaarts keerden.
„Van de schedels der verslagenen werd bij de huwelijksplechtigheden een dubbel gebruik gemaakt. De bruidegom deed er eenig goud of zilver
1) V. d. Lith, Kitöb &djaib al-Hind, blz. 246, noot.
2) Wilken, Iets over schedelvereering, overdruk, blz. 15. In dit opstel wordt uitvoerig over dezen fetis, zijn vervaardiging en zijn gebruik gesproken