flesh and are in state of constant warfare with their neighbours. They keep human heads as valuable property, for, when they have captured an ennemy, they cut off his head, and having eaten his flesh, store up the skull and use it for money. When they desire to purchase any article, they give one or more skulls in exchange for it according to its value, and he, who has the most heads in his house is considered to be the most wealthy" 1).

Verschillende latere berichtgevers hebben deze mededeeling bevestigd. De beide Baptisten-zendelingen Burton en Ward, die in 1824 op last van Raffles een reis door de Bataklanden volbrachten, verhalen, dat de ruimte tusschen de zoldering en het dak der woningen, behalve tot graanschuur, ook tot bewaarplaats van schedels gebezigd wordt2). Ook Marsden deelt in zijn „History of Sumatra" mede, dat de Bataks gewoon waren de hoofden van hen, die in den krijg gevangen genomen waren, nadat men hen geslacht en opgegeten had, te bewaren en als krijgstropeën in de sopo's op te hangen3) welk gebruik, althans naar het bericht van Von Rosenberg, tot voor korten tijd gehuldigd werd. Bij het binnentreden van de Kampong Bandar-nahor, in het landschap Toba, zoo verhaalt deze reiziger althans, „bemerkten wir vor der Sopo ein kleines Schutzdach, unter welchem mehrere Menschenschadel aufgehangen waren, — wie wir spater vernahmen die blutigen Ueberreste einiger Ungltlcklichen, die noch vor ganz kurzer Zeit aufgegessen worden waren" 4). De nabestaanden hadden het recht deze hoofden tegen een zekere som gelds in te lossen 6). Behalve deze goed geconstateerde berichten van jongeren en ouderen datum bestaat er nog een uit Arabische bron, waarop door Prof. V. d. Lith in zijne bekende uitgave van den „Kitéb 'adj&ib al-Hind" de aandacht is gevestigd. Is zijne zienswijze juist, dan blijkt, dat Ibn al-Wardi, een Arabier, die in 1349 n. C. voor den regent van Aleppo Sjdhln al Alu' ajjadi een cosmographisch werk schreef, reeds geweten heeft, dat de bewoners van het „land van de kamfer", de Bataklanden, menscheneters waren, die na hunne gevangenen verslonden te hebben, de schedels dezer laatsten met

1) Major, India in the Xv*h century, blz. 9. Travels of Nicolo di Conti issued by the Hackluyt Society, 1857.

2) Raffles, Verslag van eene reis in het land der Bataks. Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenk. van Ned. Indië, nieuwe volgreeks, dl. I, blz. 277.

3) Marsden, History of Sumatra, blz. 392.

4) V. Ros en berg, Der Malayische Archipel, blz. 33.

5) Neumann, Het Pana- en Bila-stroomgebied, Tijdschr. van het Kon. Ned. Aardr.

Gen., 2ie Serie, dl. III, blz. 507.