eischte geworden is om een huwelijk te kunnen aangaan. De oorspronkelijke bedoeling van deze voorwaarde was echter, dat, om een nieuwe familie te kunnen grondvesten, haar eerst het bezit van eenige schutsgeesten moest verzekerd zijn. Zonder huisgoden was zij immers aan alle kwade invloeden blootgesteld? Later ging deze meening echter te loor; de schedel moest evenwel der maagd gebracht worden, doch nu om haar te overtuigen, dat haar aanstaande bij voorkomende gelegenheden haar zou weten te verdedigen.
Nog een andere reden bestond er, waarom het bezit van schedels op prijs werd gesteld, namelijk om deze aan overledenen in het hiernamaals te kunnen medegeven, dus om als doodenoffer dienst te kunnen doen.
Deze laatste gewoonte was een onmiddellijk gevolg van de hoofdgedachte, die aan het snellen ten grondslag lag. Immers het leven na dit leven is volgens de Indonesische stammen slechts een voortzetting van het aardsch bestaan. Evenmin kan de ziel van den afgestorvene derhalve hare schutsgeesten ontberen, waarom men er toe kwam, haar deze in den vorm van schedels mede te geven. Kon in deze behoefte door gebrek aan een genoegzaam aantal schedels niet worden voorzien, dan werden sneltochten gehouden, speciaal met de bedoeling om de benoodigde schedels machtig te worden. Derhalve moeten wij bij het koppensnellen twee vormen aannemen, die, hoewel door hetzelfde principe geleid, toch uiteen behooren gehouden te worden, namelijk het snellen tot het verkrijgen van schutsgeesten en het snellen ter voorziening in het doodenoffer.
Ten slotte zij nog opgemerkt, dat ook in de wijzen van snellen verschil valt op te merken. Tweeërlei methoden worden hierbij in praktijk gebracht, de eerste bestaat in het uitgaan met het doel om opzettelijk iemand te dooden, de laatste in het medenemen der schedels van gevallen vijanden. Meestal vindt men beide wijzen naast elkaar in gebruik, bij enkele stammen evenwel, onder anderen bij de Pata-lima van Oost Ceram, zooals later zal blijken, alleen laatstgemelde.
In de volgende regelen wenschen wij een en ander door eenige voorbeelden nader aan te toonen.
Wenden wij ons hiertoe allereerst naar het westen van den Oost Indischen Archipel. Reeds de oudste berichten melden het voorkomen van dit gebruik op Sumatra en wel bij de Bataks. Nicolö di Conti, een Venetiaan, die in het laatst van de vijftiende eeuw, dit eiland, dat volgens hem toen „Sciamuthera" heette, bezocht, verhaalt in zijn reisbeschrijving het volgende.
„In one part of the island called Batech, the inhabitants eat human