sche of sociale afzondering onder verschillende uiterlijke invloeden. Voor hem zijn al die gevallen bijzonder belangwekkend, waarin antropologische en ethnographische grenzen samenvallen en dan zal hij eene poging willen doen om de grenzen eener onderafdeeling te trekken. Al mogen de lichtgekleurde Zuid-Afrikanen anthropologisch zich als een onderdeel van het Negerras voordoen, toch is het duidelijk te zien dat zij door hunne talen een geheel vormen en dat zij hunne ethnographische eigenaardigheden hebben. De kleine Mincopies der Andamanen staan zoowel door hunne taal als uit een ethnographisch oogpunt op zich zelf. Wij zien hier overeenstemming tusschen die volken als een gevolg van het voor beiden vaststaande historische feit, dat die stammen gedurende lange tijdperken een afgezonderd bestaan hebben geleid aan het uiteinde van een werelddeel of als eilandbewoners.
Ratzel beproeft aan het slot van zijn werk, op grond van de in het vierde hoofdstuk ontwikkelde denkbeelden en beschouwingen, eene geographische indeeling der tegenwoordige menschheid te ontwerpen. Hij komt daarin tot eene verdeeling in anthropologische en ethnographische hoofdgroepen; bij de laatste wordt het onderscheid op den voorgrond gesteld tusschen de volken die het ijzer kennen en degene welke nog in het steentijdperk verkeeren. De grenslijn loopt op de kaart, van den mond der Kolyma, westelijk langs Kamtsjatka, ten oosten van dejapansche eilanden en de Philippijnen, langs de westpunt van N. Guinea en de westkust van Australië, zoodat de oude wereld nagenoeg geheel in het ijzertijdperk, de nieuwe in het steentijdperk verkeert '). Anthropologische hoofdgebieden zijn: x. het Aziatisch-Amerikaansche of Mongoloïde, 2. het Noord-Westelijk Atlantische of Kaukasische, 3. het Indo-Afrikaansche. — Men denkt daarbij onwillekeurig aan de indeeling van Quatrefages die van blanken, gelen en zwarten spreekt.
Het bovenstaande bevat slechts een zeer vluchtig overzicht van een betrekkelijk klein gedeelte van het werk. Wij kunnen de andere hoofdstukken niet op dezelfde wijze bespreken; Ratzel laat geen enkel gedeelte der historische en der staatkundige geographie buiten beschouwing. Wellicht zal de lezer de opmerking maken dat het vierde, door ons besproken, hoofdstuk eigenlijk niet van zuiver geographischen aard is; het heeft betrekking op anthropologie en ethnographie. Dat moge waar zijn, maar
1) Het spreekt van zelf dat Ratzel daarbij uitsluitend het oog gehad heeft op de inheemsche bevolking van Amerika en Australië; de bevolking van Europeeschen oorsprong dier werelddeelen behoort tot de tweede hoofdgroep.