soorten te verdeelen, hebben schipbreuk geleden. Men is altijd weder op den homo sapiens teruggekomen. Sinds Camper en Sommering schedels begonnen te meten, scheen het mogelijk eene indeeling naar den schedelvorm en naar den inhoud van den schedel te maken; maar zelfs die groepen welke in dat opzicht het scherpst onderscheiden zijn — de Negervolken en de Mongololden — vertoonen toch onderling de grootste verschillen. De Melanesiers, Australiërs en Negers zijn dolichocephaal (index 75), de Mongolen, Indianen en Kelten brachycephaal (83,3), maar langschedels zijn ook de Eskimo's, Arabieren, Hindoes en Irokeezen en tusschen de uitersten van 75 en 83,3 staan in bonte mengeling de Mandsjoes, Toengoezen, de bewoners der Andamanen (81,7), de Gaboennegers, Noord-Chineezen (76), Zweden, Noord-West Duitschers en Vlamingen (76,1—79).
Ook de andere lichaamskenmerken zijn niet vast genoeg om op grond daarvan de menschheid te scheiden; zelfs zijn zij niet voldoende voor eene rassen-indeeling. „Man kann von keinem Menschenknochen, der in der Erde gefunden wird, sagen: Dieser Knochen hat einem Gliede dieses Volkes angehört und er kann nach seiner Beschaffenheit von einem anderen unmöglich stammen. Es bestehen auch bisher gar keine Aussichten, dasz die Wissenschaft vom Menschen uns jemals zu derart bestimmten Antworten befahigen werde."
De soorteenheid der tegenwoordige menschheid is, in haren oorsprong, geheel verschillend van de eenheid eener dier- of plantsoort. Laatstgenoemde ontstaat door steeds scherper ontwikkeling van sommige eigenschappen in eene bepaalde richting, terwijl de menschheid steeds meer tot eene eenheid geworden is en het nog voortdurend meer wordt door ineensmelting van groepen die vroeger verder van elkander stonden. Beide soorten van eenheid zijn dus in tegengestelde richting ontstaan, gene door afzondering, deze door vereeniging en ineensmelting. Daarom is ook de eerste plaatselijk meer beperkt, terwijl de laatste de geheele aarde omvat. Bij de menschheid heeft steeds vermenging plaats gehad; in den lichamelijken en den geestelijken toestand van een volk zien wij het resultaat van velerlei invloeden belichaamd, welke in verschillende tijden en op verschillende plaatsen gewerkt hebben, die echter niet gescheiden konden blijven, maar innig tot een geheel zijn ineengevloeid. Alle rassen gaan in elkander over en elk ras is samengesteld uit verschillende onderafdeelingen die eveneens in elkander overgaan Niet alleen voor Australië geldt de uitspraak van Topinard: „Es giebt hier keine reinen Rassen mehr, die Kreuzungen zwischen den beiden Hauptrassen vollziehen sich