„Die Umrisse des geographischen Bildes der Menschheitwaarbij de „Oekumene" en hare begrenzing in vroegeren en lateren tijd, de verbreiding van den mensch over de bewoonbare aarde, de niet bewoonde gebieden ter sprake worden gebracht. Het tweede hoofdstuk „Das Statistische Bild der Menschheit" heeft betrekking op de bevolking der aarde, hare dichtheid, de verhouding tusschen de dichtheid van bevolking en den trap van beschaving, de beweging der bevolking, den achteruitgang van laag staande volken wanneer zij met de beschaving in aanraking komen en de kwalen waaraan zij te gronde gaan. In het derde hoofdstuk „Die Spuren und Werke des Menschen an der Oberflache" worden behandeld: de woonplaatsen der menschen, de ligging der steden en het verkeer, de steden als historische middelpunten, ruines, wegen, geographische namen. Het vierde hoofdstuk „Die geographische Verbreitung von Völkermerkmalen" bevat uitvoerige beschouwingen over de beteekenis der ethnographische kenmerken voor de anthropogeographie en over hunne verbreiding, de ligging, de gedaante en de grootte der verbreidingsgebieden, den oorsprong der ethnographische verwantschap en de anthopogeographische classifikaties en kaarten.
Zeide ik boven dat de lezing van het werk somtijds veel inspanning vereischt, zulks belet niet dat men het toch telkens weder terhand neemt en opnieuw begint te lezen. Zoo zien wij dat de schrijver in het vierde hoofdstuk de grondslagen tracht vast te stellen waarop eene classificatie der menschheid naar rassen en stammen moet worden opgebouwd.
De vraag of de menschheid oorspronkelijk eene eenheid gevormd heeft is thans geene vraag meer; daarover kan geen verschil van gevoelen bestaan, al zal het dan ook, naar alle waarschijnlijkheid, nog zeer lang duren vóór de woorden bewaarheid zullen worden die Franz Mertens in 1847 schreef: „Es bedarf nur noch weniger Entdeckungen im Gebiet der letzten Erdschichten der Geologie, die man zu jeder Zeit erwarten darf, um die Geschichte der Menschheit rnit der Geschichte der Natur in Zusammenhang zu setzen." Wir warten — zegt Ratzel — noch immer auf die Erfüllung dieser Prophezeiung, die viele ebenso unerftlllt gebliebene Vorgangerinnen gehabt hat.
Toch is de eenheid van het menschelijk geslacht tegenwoordig als een onomstootelijk feit aan te nemen; alle pogingen om de menschheid in
organismen, in het oog gevat moet worden. De aarde in haar geheel oefent reeds door hare gedaante zelve een overweldigenden invloed uit op alles wat leeft (biogeographische werking).