graphische kaart wordt verder staafkaart, in plaats van stafkaart, genoemd en de schrijver zegt dat de zoogenaamde strookkaart alleen de gedeelten van het terrein voorstelt die langs de defensie-linien liggen, hoewel dat tegenwoordig niet meer het geval is. De uitdrukking dat de el (aune), de eenheid van maat, gelijk is aan den meter kan aanleiding geven tot misverstand, daar wij dan spreken van Nederlandsche el, en bij het woord el gewoonlijk denken aan de oude el. De mededeeling dat in 1829 eene „chorographische" kaart van het zuidelijk deel van Holland, op de schaal van 1: 115,000 is verschenen, heeft waarschijnlijk betrekking op den cartographischen arbeid in België, vóór de scheiding, terwijl de kaart op 1 : 115,200 was vervaardigd '). Over de kaart der provincie Noord-Brabant op de schaal van 1:25,000, welke in 1839 gereed was en die men als het begin van de Stafkaart kan beschouwen, spreekt Derrécagaix evenwel niet 2). Over het geheel prijst hij onze kaarten zeer en doet hij eenige mededeelingen over de wijze waarop zij vervaardigd worden en te verkrijgen zijn, de prijzen enz. Wat de overige landen van Europa betreft kunnen wij ieder die er belang in stelt ten zeerste aanbevelen, naast het overzicht van Derrécagaix dat van kapitein Heinrich, in het „Geographisches Jahrbuch" 1888 XII, te leggen ter vergelijking en omdat die overzichten elkander somtijds aanvullen. De omschrijvingen der kaarten zijn bij Heinrich nauwkeuriger en vollediger, daarentegen geeft Derrécagaix in den regel meer historische bijzonderheden. Door Heinrich wordt vooraf eene opgave gedaan van werken over kartographie.
In het overzicht van den eerstgenoemde wordt de kartographie van Frankrijk niet besproken, maar men vindt daaromtrent mededeelingen, van denzelfden schrijver, in het eerste deel, als „Annexe VI" bij het verslag van de zittingen der eerste groep, p. 82, onder het opschrift: Rapport sur les méthodes de levés employées en France, alsmede in het afzonderlijk werk: Service géographique de ïarmée; Notice sur les objets exposés 1889, ter gelegenheid van de tentoonstelling uitgegeven 3).
Indien wij de overzichten zelve nagaan blijkt het dat de wijze van bewerking zeer uiteenloopend is, hetgeen ons dan ook niet kan verwonderen, daar ieder schrijver geheel zelfstandig gewerkt heeft zonder overleg
1) Heinrich spreekt van de chorotopographische kaart der no[o)rdelijke provinciën, in 9 bladen, sch. 1 : 115,200.
2) Hetgeen Heinrich (zie vorige noot) trouwens ook niet doet. Men vergelijke het opstel van kapitein P. A. van Buur en over de Topografische kaarten van Nederland in ons tijdschrift 1887, Dl. III, M. U. Art., p. 146 vlg.
3) Vlg. TAG. 1889, M. p. 620 en 630.