Met de reorganisatie der universiteit in de tweede helft dezer eeuw begint opnieuw een tijdperk van bloei voor de geographische studiën in Oostenrijk. Terwijl in 1805, in een keizerlijk rescript, de geographie niet meer onder de noodzakelijke leervakken wordt genoemd en nog in 1813, in een dergelijk staatsstuk, gezegd werd dat het doel der school1) niet was, en ook niet kon zijn, het vormen van geleerden, was de leidende gedachte bij de hervorming der universiteiten in 1849, dat daar de wetenschap beoefend zoude worden 0111 haarzelfs wil en dus in haren geheelen omvang en diepte. De geographie kreeg nu eene plaats onder de universitaire leervakken en aan Friedrich Simony, toenmaals custos aan het natuurwetenschappelijk museum te Klagenfurt, viel de eer te beurt als hoogleeraar daarin op te treden; den 23ste!] April 1851 werd hij benoemd.

Hoewel Simony natuurhistoricus is en zich, vóór zijne benoeming tot hoogleeraar, bezig had gehouden met geologische onderzoekingen in de Alpen en de opneming der meren in het Salzkammergut, verwaarloosde hij toch niet de staatkundige en de historische geographie. Zoo behandelde hij de staten van Europa, statistisch vergeleken; handel en verkeer in hunne betrekking tot stoffelijke en de geestelijke ontwikkeling der volken en staten; geschiedenis der geographie van af de vroegste tijden; de volken der aarde en hunne ontwikkeling enz. En dat Simony die onderwerpen' besprak in de overtuiging dat zij, voor het geographisch onderwijs, van het grootste belang zijn en in dat opzicht niet bij de physische geographie behoeven achter te staan, blijkt wel het best uit de woorden waarmede hij de redenen ontvouwt die hem tot de bespreking ervan geleid hebben en die wij hier onvertaald weergeven.

Der überwiegende Theil derjenigen, welche geographische Vortrage an der Universitat horen, besteht aus angehenden Lehramtsca?ididaten für Mittelschiclen. Bei diesen letzteren aber ist es unserer Ansicht noch von groszer Wichtigkeit, dass sie 7iicht blosz mit der allgemeinen physikalischen Geographie und mit den physischen und topischen Verhaltnissen

1) Hier wordt bedoeld de hoogeschool, en dat is geheel in den gedachtengang der groote hervorming van het hooger onderwijs onder Maria Theresia, waarvan het doel was, dat aan de universiteit flinke ambtenaren en geneesheeren gevormd znuden worden, maar niet dat men de wetenschap zou beoefenen om haar zelfs wil. (Penck, p. XII).

Opmerkelijk is het dat men in Oostenrijk de geographie van het hooger onderwijs meende te moeten uitsluiten, zoolang men van het denkbeeld uitging dat genoemd onderwijs eene praktische strekking moest hebben, terwijl men haar weer invoerde zoodra men inzag dat aan de universiteit de wetenschap moet gediend worden en niet de praktijk.