lengte der kleederen meer aan die der Indianen herinnerd wordt. De versierselen van lip en neus zijn waar te nemen tot de Mackenzie, doch gaan verder oostelijk verloren.
Wij moeten het bij deze voorbeelden laten, dewijl ons de ruimte ontbreekt, doch meer nog op dien grond, dat wij den belangstellenden lezer door dit excerpt het genot der lezing van een zoo degelijk en belangwekkend boek niet willen bederven. Behalve de overige, bezit Dr. Rinks werk nog deze verdienste, dat het ons de hooge waarde der ethnografische studie, zooals zij door dezen schrijver wordt en hier te lande door onzen onvergetelijken Wilken werd opgevat, helder in het licht stelt.
C. M. Kan.
Arbeiten des geographisehen In.stitu.tes der K. K. Universitat Wien. Mit einem Vorwort von Albrecht Penck. — Mit 3 Tafeln 4 Figuren im Texte und zahlreichen Tabellen. 160 pp.
Geographische Abhandlungen von Prof. Dr. A. Penck in Wien. Band V, Heft 1. Wien und Olmtltz, Hölzel, 1891. Pr. ƒ 3,25.
Deze aflevering bevat, behalve het „Vorwort des Herausgebers", bijdragen op het gebied der physische geographie, nl. van Anton Swarowsky: Die Eisverhdllnisse der Donau in Bayem und Oesterreich von 1850 bis 1890, Franz Heiderich: Die mittleren Erhebungsverhaltnisse der Erdoberflitche, nebst einem Anhange ilber den wahren Betrag des Luftdruckes auf der Erdoberjidche en Ludwig Kurowski Die Höhe der Schneegrenze mit besonderer Berücksichtigung der Finsteraarhorn-Gruppe. Uit de lijst der „Arbeiten der geographisehen Institutes" op p. xxiii blijkt verder dat verreweg de meeste der, onder leiding van Prof. Penck tot stand gekomene, bijdragen eveneens betrekking hebben op physisch-geographische onderzoekingen; en tevens ziet men daaruit hoeveel ijver en belangstelling Penck's leerlingen aan den dag leggen, want in het korte tijdsverloop van vier jaren (1886—'90) zijn niet minder dan twintig verhandelingen verschenen; voor 1891 hebben wij de drie hier boven genoemde, terwijl er nog vier gedrukt worden.
Terwijl wij ons voorbehouden later op enkele dier bijdragen terug te komen, wenschen wij thans eenige oogenblikken stil te staan bij hetgeen Penck in het „Vorwort" zegt over de beoefening der geographie aan de universiteit te Weenen, waar over die wetenschap reeds voor 500 jaren, nl. in 1391, voorlezingen werden gehouden door magister Rudger Dole von Ruremund. Hij en zijne eerste opvolgers waren evenwel geen vak-