De berichten omtrent de binnenscheepvaart luiden over het algemeen niet zoo gunstig als die van het vorige jaar. De oorzaak daarvan moet hoofdzakelijk gezocht worden in de langdurige stremming door de vorst in December, terwijl ineen vergelijkend overzicht over de jaren 1886—1890 nog eenige bijzondere redenen vermeld worden, die tot vermeerdering of vermindering aanleiding hebben gegeven.

Om eenige voorbeelden van die bijzondere redenen te kunnen geven, laten wij hier enkele cijfers uit dat vergelijkend overzicht met de daarbij gevoegde verklaring volgen.

In 1889 bedroeg het aantal geladen zeilschepen op den Rijn (Schipbrug te Arnhem) voor beide richtingen te zamen 6288 (inhoud 486,812 M3), der geladen stoombooten 2433 (inhoud 231,091). In 1890 bedroegen deze cijfers resp. 7530 (600,739) en 2614 (253,853). Deze aanzienlijke vermeerdering was het gevolg van den onafgebroken gunstigen waterstand en de verlevendiging van het vertier, hoewel overigens de scheepvaart van 12—31 December door ijs gestremd was.

Hetzelfde kan gelden van de Lek (Schipbrug te Vreeswijk), waar de bovengenoemde cijfers in 1889 waren voor de geladen zeilschepen 3882 (301,757) en 4622 (353,108) in het jaar 1890. Op den Rotterdamschen waterweg waren in 1889 de in- en uitgeklaarde stoomschepen 8403 (inhoud

i5>l85»539)> in i89° 8425 (T5>951>745):

Omgekeerd was het verkeer tusschen de Waal en de Maas door de schutsluis te St. Andries in 1890 geringer dan in 1889. In het laatstgenoemde jaar waren de cijfers 6158 (369,385), in 1890 slechts 6125 (355,721), welke vermindering wordt toegeschreven aan den lagen waterstand op de Maas, sluiting der sluis wegens waterverschil van meer dan 2,5 M. gedurende r7 dagen en voorts van de vorst.

Op den Gelderschen IJsel en het Zwolsche Diep werkten tot vermeerdering mede de aanvoer van steenkolen voor de gasfabriek te Kampen en het levendige vervoer van compost van Kampen naar Holland; voorts de nieuwe stoombootdienst op Urk en Enkhuizen en de betere gelegenheid tot vischvangst; vermindering ontstond door minderen handel en minder voordeelige vischvangst.

Heeft de belangstellende lezer reeds uit de weinige boven medegedeelde cijfers kunnen zien, hoe moeilijk zich een levendige voorstelling van het toe- of afnemen dier scheepvaart alleen door cijfers laat geven of ontvangen, dan zal hij der Regeering dank weten dat zij thans niet enkel de graphische voorstelling heeft gegeven van de scheepvaartbeweging over een tijdvak van 10 jaren op eenige der belangrijkste punten van waar-