bestemd zijn, is toch het wetenschappelijk gehalte volstrekt niet gering te schatten. Veel waarde hebben o. a. de aan den voet der bladzijden voorkomende verwijzingen naar de geraadpleegde bronnen. Zeker staat het werk niet bij Reclus' beroemde, Géographie Universelle ten achter in wetenschappelijke beteekenis, in sommige opzichten — met name op geologisch gebied — daarboven, terwijl ook de manier van citeeren bij Reclus dikwijls zoo onbepaald is dat hij zijne opgaven evengoed achterwege had kunnen laten. Ook de bevolkingsstatistiek wordt door Reclus zeer in het algemeen behandeld1). Hahn is daarentegen, gelijk de Duitschers over het algemeen zijn, bij de behandeling van dat laatste onderwerp meer precies; zijne landschapschilderingen zijn echter noch in uitgebreidheid noch in schoonheid en aanschouwelijkheid te vergelijken bij die van Reclus 2). Ook de algemeene inrichting van de beschrijving is bij beide schrijvers verschillend. Hahn geeft, bij de behandeling der Britsche eilanden, in de inleiding een overzicht van de „Weltstellung" des rijks en van de ethnographische en godsdienstige toestanden van het rijk in Europa, met eenige beknopte historische herinneringen aan de Angelsaksers, de Denen en Willem van Normandië. Die herinneringen zijn al zeer kort en van de gevolgen, welke vooral de verovering van Engeland door de Normandiers gehad heeft, ten opzichte van de latere ontwikkeling der feudale toestanden — die toch voor het recht begrip van den tegenwoordigen maatschappelijken toestand van het Engelsche volk zoo belangrijk zijn — wordt niets gezegd. Ook de godsdiensten worden zeer kort afgehandeld en over de staatsinstellingen, de maatschappelijke toestanden enz. wordt geheel gezwegen. Daarop volgt als eerste hoofdstuk de physische geographie en de geschiedenis van het ontstaan des lands, waarbij zelfs de ijstijden niet vergeten worden. Kustbeschrijving en orographie worden hier tegelijkertijd behandeld, en hoewel uit die beschrijvingen ongetwijfeld veel te leeren valt, zijn zij toch, uit een zuiver geographisch oogpunt beschouwd, wel wat algemeen. De schrijver spreekt daarbij over de verkeerswegen en haar invloed op de ontwikkeling der middelpunten van bevolking nagenoeg in het geheel niet; later echter brengt hij de bespreking der wegen in hetzelfde hoofdstuk met die van het klimaat en ook daarbij spreekt hij uitsluitend over de kunstmatige wegen, met name over de kanalen en spoorwegen. De

1) Ik heb hier meer in het bijzonder het oog op Reclus'beschrijving van Frankrijk, die echter als beschrijving onbetwistbaar groote verdiensten heeft.

2) Men leze o. a. Reclus'' beschrijvingen van het Centraal-plateau en van Bretagne.