Key-groep aan te bieden. Door mede te werken tot de publicatie van reisverslagen en kaarten van verdienstelijke ambtenaren, zeeofficieren of stuurlieden der Koloniale Marine (die anders zoo licht op de bureaux der Hydrographie of in de archieven langer op publicatie zouden moeten wachten), hebben zij tot de correctie der kaarten van menige kust, riviermond of eiland medegewerkt; door de aandacht op Congressen en elders inden vreemde op dat onderzoek te vestigen, hebben zij zich ook de belangstelling en medewerking van vreemde reizigers en natuuronderzoekers ter aanvulling van bestaande lacunes trachten te verzekeren.

Gaat men in Indie echter voort, althans voor de buitenbezittingen, in Regeeringsalmanak en Koloniale Verslagen de cijfers van het jaar 1849 steeds ongewijzigd te behouden, dan wijte men dit niet aan de geographen, maar aan het gemis van inzicht bij Regeering en ambtenaren in het belang dezer allereerste elementen eener goede geographische statistiek. In hoeverre dat gemis wel nauw zal samenhangen met de geographische opleiding der ambtenaren en de beoefening der land- en volkenkunde in dien geest, dat ook de eerste helft dier wetenschap tot haar recht komt, zullen wij hier thans in het midden laten. Zooveel is o. i. zeker, dat het „belehrend eingreifen" in dezen moet uitgaan van ambtenaren en Regeering in Indie, die aldaar de uitgegeven en niet-uitgegeven bescheiden te hunner beschikking hebben, jaarlijks in de gelegenheid zijn de door hen zeiven en anderen gegeven cijfers te raadplegen en op die wijze andere en betere in het leven te roepen. In Nederland zal men daarop weinig meer kritiek kunnen uitoefenen dan elders in Europa, tenzij men mocht meenen, dat de verbeterde kaarten, waarvan boven gesproken werd, alleen in Nederland binnen het bereik der studie en deibehandeling met de planimeter zouden vallen. — Dan alleen zou dit gerekend kunnen worden meer op den weg der Nederlandsche geographen te liggen, als in Nederland geographische instituten of bureaux en statistische instituten voortdurend voeling hielden met Regeering en ambtenaren in Indië, wat niet het geval is; of wanneer eens weder een school van geographen ontstond, die, zooals de hoogleeraar Veth dit gewoon was, al haar tijd en krachten daaraan kon besteden, dat zij door particuliere correspondentie met ambtenaren, natuuronderzoekers en reizigers vergoedde wat de Regeering in dezen verzuimt.

Kan.