iooo zielen toe; onder de percentencijfers valt hierbij (na de 5 genoemden) , Rotterdam op (3,6 %) en dat niettegenstaande de 2 buren dezer gemeente (Kralingen en Charlois) klaarblijkelijk een deel harer toeneming opbergen! Ook Vlissingen nam 3,6 °/0 toe. Daarentegen gingen Harlingen (1,4), Schiedam en Wymbritseradeel (1,1), Hoorn (1%), Sneek (0,9) tamelijk sterk achteruit; anderen toonden tnin of meer stilstand: onder de 25 relatief achteruitgaanden, die boven reeds ter sprake kwamen, behooren ook enkele onzer grootere steden: Leiden, Maastricht, Leeuwarden, Delft, 's Hertogenbosch.
Deze cijfers over één jaar mag men echter niet generaliseeren; meer waarde in dit opzicht hebben de cijfers der 2 laatste kolommen. Deze toonen over 't algemeen eene vrij groote overeenkomst met de gelijksoortige cijfers onzer vorige opgave (T.N. A. G. Dl. VII, p. 803), groote afwijkingen (Haarlem, Leiden, Maastricht, Opsterland, Roermond enz.) zijn meestal duidelijk terug te voeren op groote verschillen tusschen de geschatte en de werkelijk getelde bevolking der gemeenten op 1 Januari 1890. In beide 5-tallen van jaren namen toe: Amsterdam met 40,000, Rotterdam en 's Gravenhage met 20,000, Utrecht met circa 9,000, Groningen met circa 5,000, Kralingen met 4,5°° , Arnhem met ruim en Nieuwer-Amstel met bijna 4,000, Dordrecht, Emmen, Nijmegen, Tilburg met circa 3,000 bewoners. Percentsgewijze staat in beide opgaven Kralingen bovenaan (aanwas ruim 350), gevolgd door Emmen (circa 250), Enschedé, Hengelo, Nieuwer-Amstel (circa 180), Vlissingen (170), Charlois en Rosendaal (16,5°), 's Gravenhage (160). De bevolking van Nederland klom in dat 5-tal jaren van 4,336,000 tot 4,564,565 zielen, nam dus toe met 228,565 personen of met 5,3 °/0; de niet genoemde gemeenten vermeerderden hunne bevolking dus van 2,508,369 op 2,562,646, d. w.z. met 54,277 personen of met 2,2 °/0. Tegenover de kleine plattelandsgemeenten in ons geheele land gingen dus reeds Sneek (aanwas 2,1 °/0), Tietjerksteradeel (2%), Kampen (1,9), Schiedam (1,7), sedert '86 achteruit; in sterkere mate geldt dit van Wymbritseradeel (0,8), maar vooral van Roermond (0,2) en Wonseradeel (0,05). In nog ongunstiger positie echter verkeeren een 7-tal dezer 63 grootere gemeenten, welke werkelijk afnamen in bevolking: Leiden (met 2,6°), Veendam (2,5), Harlingen (2,4), Menaldumadeel (2,2), verder Opsterland (1,2), Hoogeveen (1,1) en Hoorn (0,2 %). Op de meesten dezer gemeenten vestigde de vorige opgave reeds de aandacht, wegens hunnen relatieven achteruitgang, maar de volkstelling bracht nu aan 'tlicht, dat deze achteruitgang zelfs absoluut was.