is de richting op het terrein bestudeerd en bedraagt de afstand 1050 kilometer. Van Amguid naar het meer Tsjad zou de afstand ongeveer 2000 kilometer bedragen; maar deze richting is nog niet opgenomen. De kosten van den bouw der lijn Biskra—Toegoert, waaraan thans gewerkt wordt, zijn geraamd op 100,000 francs per kilometer. De geheele lijn, die 3370 kilometers lang is, zou dus op ongeveer 400 millioen francs komen: de kosten van het Suezkanaal.

Wat de levensvatbaarheid der lijn betreft wist de Heer Ney te berekenen dat de inkomsten ongeveer frcs 10,000 p. kilometer en de uitgaven hoogstens diezelfde som, na aftrek der renten van het kapitaal, bedragen zouden. En aan de technische mogelijkheid om den spoorweg te bouwen valt niet te twijfelen na de ervaring opgedaan bij den Transcaspischen waar men met de zoogen. „sables mouvants" te strijden had. Hij wenscht dus dat het Congres weder, evenals dat van Brussel in 1879, uitspreke een woord van aanmoediging voor dit grootsche werk.

Ziedaar een overzicht, als het ware in vogelvlucht, van al de voordrachten op de algemeene vergaderingen van het Congres gehouden, welke alle door den ondergeteekende bijgewoond werden.

Om aan dit verslag geen al te groote uitgebreidheid te geven wil de ondergeteekende op dienzelfden weg echter niet voortgaan voor zoover betreft de voordrachten in de bijzondere vergaderingen (zestien), waarvan hij uit den aard der zaak slechts een deel heeft kunnen bijwonen. Hij zal zich bepalen tot het vermelden van de aan de orde gestelde onderwerpen. De eerste dier bijeenkomsten hield zich bezig met de bekende kwestie van den meridiaan en met de algemeene tijdrekening. De tweede betrof Zwitsersche onderwerpen (Helvetica) en daar mocht men hooren eene dichterlijke voordracht van Amrein uit St. Gallen over den zin voor natuurschoon en tochten in de Alpen, eene met belangrijke statistieke opgaven gekruide van Knapp uit Neuchatel over het aantal vreemdelingen in Zwitserland, dat in enkele streken, als Basel en Genève, buitengewoon groot is, en eindelijk eene voor de liefhebbers der Alpenflora zeer boeiende van den Heer de Claparède over de middelen die te baat genomen worden tot behoud dier bloemen en in 't bijzonder over de Linnaea, een botanischen tuin door vrijwillige bijdragen van Zwitsers en vreemdelingen te Bourg St. Pierre in Wallis gesticht en onderhouden. De derde „séance spéciale" behandelde het onderwijs in de aardrijkskunde, de vierde de spelling der geographische namen, de vijfde — en deze was zeker niet de minst belangwekkende — de meren en gletschers. In deze deelden Dr. Forel uit Morges en de Fransche ingenieur Delebecque zeer wetens-