draagt om van ons verlichte menschen te maken. Ook zal men zich eenmaal er over verwonderen dat die wetenschap soms met zooveel onverschilligheid bejegend wordt. Er moest een geniale man, Elisée Reclus, opstaan om haar de rechte plaats aan te wijzen.
Zonder tegenspraak hebben de aardrijkskundige genootschappen en hunne congressen een krachtigen stoot aan die studie gegeven. Maar het ware wellicht mogelijk aan hunne werkzaamheden eene meer practische richting te geven. Het zou namelijk wenschelijk zijn dat in de toekomst onderzoekingstochten naar een vast programma geschiedden, waarvan het ontwerp, door de verschillende aardrijkskundige genootschappen uitgewerkt, door een volgend congres vastgesteld zou worden. Het doel der toekomstige onderzoekingstochten zou moeten zijn, de mogelijkheid van landverhuizing en nederzetting te bestudeeren, daar de ervaring geleerd heeft hoeveel ongelukken en moeielijkheden landverhuizers, die zich naar weinig bekende streken begaven, ondervonden hebben.
De gegevens eenmaal vereenigd zijnde door de onderzoekers, zouden zij bewerkt en gedrukt kunnen worden naar een bepaald programma".
Deze rede, waarvan hier slechts eene losse schets gegeven is, gaf den Heer Henri Cordier uit Parijs aanleiding tot het voorstellen eener motie van den volgenden inhoud:
„Wegens het gewicht der geographische kennis als grondslag van inlichtingen voor de landverhuizing wenscht het internationale Congres van de aardrijkskundige wetenschappen het vormen van een wetenschappelijk internationaal comité, belast met het ontwerpen van een handboek (un questionnaire) dat, behalve algemeene inlichtingen, bijzondere berichten zou behelzen, land voor land, over de koloniën en de nog onbezette landen, waarheen de landverhuizer trekt met het doel om een beter bestaan te vinden dan zijn vaderland hem biedt". Tegen deze conclusie kwam verzet, omdat reeds in 1889 een dergelijk besluit door het congres te Parijs genomen en dientengevolge eene commissie benoemd was om de bescherming der landverhuizers te bestudeeren. Daartegen werd echter aangevoerd dat hier geen bescherming der landverhuizers bedoeld werd maar enkel en alleen geographische bestudeering der landen waarheen de landverhuizing zich zou kunnen richten. Ten slotte werd het voorstel aangenomen, om aan eene internationale commissie op te dragen vóór het sluiten van dit congres over die motie rapport uit te brengen.
Van den Hongaarschen hoogleeraar L. de Lóczy vernam het Congres eene bijdrage over de reis van Graaf Szechnyi in China van 1877 tot 1880. De wetenschappelijke uitkomsten dezer reis, vooral op geologisch