Dr. von den Steinen ontdekt werd. De taal van die beide stammen der Bakaïris heeft onbetwistbaar veel overeenkomst met die der Noordelijke Caraïben. Hij meent dus dat daar de oorsprong te zoeken is der Caraïbenstammen van Guyana en van de Antillen. Zijne meening wordt gedeeld door Lucien Adam te Rennes en Frederik Müller te Weenen.

Op zijn tweeden tocht in 1887 had Dr. von den Steinen het geluk nog andere Bakaïris en een talrijker stam, eveneens van Caraïbisch ras, te ontdekken, de Nahuquas. Evenals hunne stamgenooten van Guyana, leven ook deze Caraïben omringd van door hen onderworpen stammen van Aruaks, die zich aan landbouw en nijverheid wijden terwijl de Caraïben door scheepvaart en vischvangst in hun onderhoud voorzien. De spreker besloot zijne belangrijke mededeeling met de zijns inziens onbetwistbare stellingen i° dat in strijd met de leeringen van Martius en van d'Orbigny de Caraïben en deToupis geheel verschillende rassen zijn maar dat zij met de Aruaks de drie groote ethnologische types van ZuidAmerika vormen; 2° dat het vaderland der Caraïben ligt in het midden van het Zuid-Amerikaansche werelddeel.

Deze geheele voordracht onderscheidde zich door duidelijkheid van vorm en inhoud, zoodat zij in de geheele groote zaal verstaan kon worden.

Veel is er niet te vermelden van het verhaal dat prins Henri d'Orléans voorlas van zijne groote reis door Thibet, met den bekenden Bonvalot gedaan. Het was eenvoudig een verkort résumé van het artikel eenige maanden geleden door den prins in de Revue des Deux Mondes geplaatst. Daarbij geschiedde de voordracht op zoo zachten toon dat ook zij die in de nabijheid zaten er weinig van konden verstaan. De indruk van den den ondergeteekende was dat het bestuur van het congres den Prins had uitgenoodigd meer wegens zijn naam dan om het belang zijner mededeeling. De Prins zelf scheen een zeer bescheiden jong man en had een innemend uiterlijk. Al is de Zwitser een overtuigde republikein, zoo is hij toch niet ongevoelig aan de eer van eene zamenkomst met eenen Prins en de zoon van den Hertog van Chartres had zich stellig niet te beklagen over de ontvangst op het congres.

Door den hoogleeraar uit Weenen, Dr. Albrecht Penck, werd in eene uitvoerige voordracht het nut betoogd van eene kaart der geheele aarde op eene schaal van 1 : 1,000,000. Hij stelde voor de benoeming van eene internationale commissie die de beginselen vast zou stellen volgens welke die kaart vervaardigd zou worden en die het toezicht houden zou op de uitvoering door de verschillende staten of bijzondere genootschappen.