wordt de afstamming der Hottentotten breedvoerig behandeld en de tegenwoordige verspreiding en het eigenaardig karakter van dit volk, onder raadpleging van competente vakgeleerden als Ratzel, F. Muller en Fritsch, vastgesteld.

Het Vilde kapittel bevat de beschrijving der Hererostammen, wier grondgebied , door het aldaar gevonden goud, een zekere vermaardheid verkregen heeft. De Ovaherero vormen een klein gedeelte van het uitgebreide Bantoe-ras. Hier wordt in de eerste plaats de oorsprong van het woord Bantoe besproken. Volgens Schinz moeten de Bantoe-volken van uit het oosten door Centraal-Afrika naar het westen doorgedrongen zijn en als een wig de eigenlijke negers naar het noorden, de Hottentotten-Bosjesmannen naar het zuiden verdrongen hebben.

De beide kapittels VIII en IX bespreken de zeden en gewoonten der Hererostammen en de voortdurende oorlogen tusschen deze en de Hottentotten. De conclusie dezer beschouwingen is dat een duurzame vrede slechts dan mogelijk wordt, wanneer eene Europeesche mogendheid als bemiddelares optreedt en het oppergezag op zich neemt.

Kapittel XII en XIII handelen over de Ovambo en hunne maatschappelijke toestanden, zeden en gebruiken. De Ovambo noemt men de stammen die den grooten driehoek bewonen, welke in het noordwesten door de Kunene, in het noordoosten door de Okavango en in het zuiden door den i9°Z. B. begrensd wordt.

Het XVIde kapittel behandelt de bewoners der omstreken van het meer Ngami, hetwelk de reiziger, hoewel dicht bij de oevers ervan gekomen, zelf niet te zien kreeg. De oevers van dat meer worden door twee stammen bewoond, de Makoba en de Batovana, welke laatste een kleine eeuw geleden in deze streek ingedrongen zijn en de aldaar woonachtige Makoba , evenals de met deze vermengde Bosjesmannen, onderworpen hebben. De Bosjesman wordt als trouw en degelijk geprezen; hij heeft veel talent in het aanleeren van vreemde talen. De traditioneele verhalen van de geringe lichaamsgrootte worden, voor zoover het de bewoners der Kala^ari betreft, tegengesproken, de gemiddelde grootte (het gemiddelde van 50 metingen) wordt op 157 cm. aangegeven. Wanstaltige individu's komen niet voor, omdat gebrekkige kinderen niet in het leven gelaten worden. De veel verspreide en vooral door Fritsch verdedigde meening, dat de Bosjesmannen in nauw verband met de dwergvolken van Centraal-Afrika staan en met deze tot de oorspronkelijke bewoners van Afrika behooren, neemt de

2) vova'" is plu raai praefix.